Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bevestiging; Kamertemperatuursensor (Passende Accessoire); Kamertemperatuursensor Voor Klimatologisch Station (Dauwpuntsensor); Accessoire) - Bosch PKSt-1 Installatie-Instructie

Passief koelstation
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie
8.5

Bevestiging

8.5.1

Kamertemperatuursensor (passende accessoire)

De kamertemperatuursensor is een accessoire, dat met de koelunit kan
worden gecombineerd. Deze wordt in systeemoplossingen met
koelfunctie toegepast.
De temperatuurregelaar herkent alleen de ruimte, waarin de kamertem-
peratuursensor is geïnstalleerd als referentieruimte en gebruikt deze als
basis voor de regeling van de aanvoertemperatuur.
Eisen aan het inbouw:
• Zo mogelijk een binnenmuur kiezen, die niet blootstaat aan trek en
warmtestraling.
• De lucht moet onder de kamertemperatuursensor vrij kunnen circule-
ren (het gearceerde bereik in afb. 16 vrijhouden).
Afb. 14 Geadviseerde inbouwpositie voor kamertemperatuursensor
8.5.2
Kamertemperatuursensor voor klimatologisch station
(dauwpuntsensor) (combineerbaar accessoire)
Wanneer de kamertemperatuursensor van het klimatologisch station
(dauwpuntsensor) wordt gebruikt, moet bovendien een dauwpuntmel-
der met dauwpuntsensoren worden geïnstalleerd (hoofdstuk 10.5).
▶ Voor de aansluiting van de kamertemperatuursensor van het klimato-
logisch station (dauwpuntsensor) geldt hetzelfde principe als voor
de kamertemperatuursensor (hoofdstuk 8.5.1).
14
8.5.3
Bij systeemoplossingen met een vloerverwarming is een dauwpunt-
bewaking nodig.
Er kunnen maximaal vijf dauwpuntsensoren op de installatie worden
aangesloten.
▶ Een dauwpuntsensor op de aanvoerleiding in de buurt van de koe-
lunit installeren. Bij installaties met vloerverwarming
(hoofdstuk 4.1) kan ook een dauwpuntsensor in de aanvoerleiding
van de regelaarverdeler worden opgenomen. De dauwpuntsensoren
worden op de dauwpuntmelder in de koelunit aangesloten. De dauw-
puntmelder is een passend accessoire, dat tussen de transformator
en de klemmenstrook wordt geïnstalleerd (afb. 17, pag. 18).
De dauwpuntsensor en de leiding, waarop deze is geïnstalleerd, mo-
gen niet geïsoleerd worden.
6 720 615 125-28.1I
Afb. 15 [E31.RM1] dauwpuntmelder
Wanneer meerdere dauwpuntsensoren worden gebruikt, dan moeten
deze in het koelverdeelsysteem op die plaatsen worden geïnstalleerd,
waar vochtigheid het meest waarschijnlijk optreedt.

Bewaking van de condensatie (passend accessoire)

VOORZICHTIG
WAARSCHUWING
XB1
XB1
X1
X1
E31.RM1
E31.RM1
TR1
TR1
PKSt-1 – 6721849498 (2022/05)
PXB
PXB
0010043368-001

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave