Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Cv-Groep 2 - Bosch PKSt-1 Installatie-Instructie

Passief koelstation
Inhoudsopgave

Advertenties

Deze functie zorgt ervoor, dat bij temperaturen in de buurt van de voor
de koeling ingestelde buitentemperatuurgrenswaarde alleen dan tussen
koelen en verwarmen wordt omgeschakeld, wanneer de temperatuur
permanent boven of onder de ingestelde waarde ligt.
De functie is alleen in zomerbedrijf actief.
Schakelverschil (hysteresis) kamertemperatuur
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 24 Schakelverschil (hysteresis) kamertemperatuur
De functie is alleen beschikbaar, wanneer een kamertemperatuursensor
is gekozen.
Vorstbeveiligingssensor T32 bevestigen
Fabrieksinstellingen
Alternatief
Tabel 25 Vorstbeveiligingssensor T32 bevestigen
Niet gebruikt.
Aanvoertemperatuursensor
Fabrieksinstellingen
Alternatief
Tabel 26 Aanvoertemperatuursensor cv-groep primair koelsysteem
E31.T31 wordt altijd gebruikt, wanneer de koelunit wordt gebruikt.
Dauwpuntsensor geïnstalleerd
Fabrieksinstellingen
Alternatief
Tabel 27 Dauwpuntsensor geïnstalleerd
De waarde op Ja instellen, wanneer de dauwpuntsensor (kamertempe-
ratuursensor voor klimatologisch station) (E31.TM) op de koelunit is
aangesloten.
Een automatische bevestiging is niet voorzien. De instelling moet daar-
om door de keuze van Ja worden veranderd.
Veiligheidstolerantie dauwpunt voor T1 aanvoer
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 28 Veiligheidstolerantie dauwpunt voor T1
De functie is alleen beschikbaar, wanneer een dauwpuntsensor is geïn-
stalleerd. Deze beschermt tegen condensatie.
Minimale gewenste waarde T1 aanvoer met koeling
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 29 Met dauwpuntsensor
Minimale gewenste waarde T1 aanvoer met koeling
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 30 Zonder dauwpuntsensor
PKSt-1 – 6721849498 (2022/05)
1,0 K
0,5 K
10,0 K
Automatisch
Ja/Nee
E31.T31
E31.T31/E11.T1
Nee
Ja/Nee
2,0 K
0,0 K
10,0 K
10,0 °C
10,0 °C
35,0 °C
17,0 °C
10,0 °C
35,0 °C
De gewenste waarde van T1 kan lager zijn, wanneer een dauwpuntsen-
sor (kamertemperatuursensor voor klimatologisch station) is aangeslo-
ten. Anders is een hogere aanvoertemperatuur nodig, om condensatie te
vermijden.
Het mengventiel van de koelunit wordt door de PID-temperatuurregeling
aangestuurd, om de gewenste aanvoerwaarde te bereiken. Het signaal
bepaalt, met hoeveel de opening van het mengventiel moet worden ver-
anderd. Deze waarde wordt in korte intervallen berekend. De fabrieksin-
stelling garandeert een correcte werking en hoeft in de meeste gevallen
niet te worden veranderd.
Instellingen van de verwarmingsregelaar:
Constante P
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 31 Constante P
Constante I
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 32 Constante I
Constante D
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 33 Constante D
Minimaal PID-signaal
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 34 Minimaal PID-signaal
Maximaal PID-signaal
Fabrieksinstellingen
Minimale waarde
Maximale waarde
Tabel 35 Maximaal PID-signaal
Looptijd van het mengventiel
Fabrieksinstellingen
Tabel 36 Looptijd van het mengventiel
▶ De op het mengventiel aangegeven looptijd in minuten invoeren.
Wanneer op het mengventiel geen looptijd is aangegeven: het mengven-
tiel met de hand bedienen en meten, hoe lang het ventiel nodig heeft, om
van de volledig gesloten stand in de volledig geopende stand te komen
(het sluitgeluid van het mengventiel is te horen, wanneer de eindschake-
laar uitschakelt).

11.4.1 Cv-groep 2

Cv-groep 2 kan niet voor koelen worden gebruikt.
Instellingen
3,0
0,1
30,0
300,0
5,0
600,0
2,0
0,0
10,0
0 %
0 %
100 %
10,0 °C
10,0 °C
35,0 °C
300 s / 05:00
23

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave