VOORSTOELEN
(1/2)
3
2
1
Voorstoelen met elektrische
verstelling
Stoel vooruit of achteruit schuiven
Beweeg de schakelaar 2 naar voren of naar
achteren.
Zitting hoger of lager zetten
Beweeg de achterkant van de schakelaar 2
omhoog of omlaag.
Voorkant van de zitting hoger of lager
zetten
(naargelang de auto)
Beweeg de voorkant van de schakelaar 2
omhoog of omlaag.
Rugleuning verstellen
Beweeg de bovenkant van de knop 3 naar
voren of naar achteren.
4
6
5
Voorstoelen zonder elektrische
verstelling
Stoel vooruit of achteruit schuiven
Trek de stang 4 omhoog en, zonder de stang
los te laten, beweeg de zitting naar voren of
naar achteren. Laat de stang los als de ge-
wenste stand bereikt is. Controleer of deze
goed vastgrijpt.
Zitting hoger of lager zetten
(bestuurdersstoel)
Beweeg de hendel 6 zo vaak als nodig is
omhoog of omlaag om de zitting hoger of
lager te zetten.
Rugleuning verstellen
Trek de hendel 7 omhoog en, zonder de
hendel los te laten, stel de rugleuning af.
Laat de hendel los als de gewenste stand
bereikt is. Controleer of deze goed vastgrijpt.
Stoelverwarming
Draaiende motor, draai de knop 1 of 5 op
de gewenste temperatuurstand. Het contro-
ð
lelampje
paneel als een van de verwarmingssyste-
7
men van de voorstoelen werkt.
NB: afhankelijk van de auto verschijnt de
boodschap "stoelverwarming aktief". Deze
verdwijnt na een paar seconden als de ver-
warming aan staat. Druk meerdere keren op
de schakelaar van de ruitenwisser totdat de
boodschap op het instrumentenpaneel ver-
schijnt.
Het systeem heeft een thermostaat en be-
paalt of de verwarming nodig is naargelang
de gekozen stand en schakelt de verwar-
ming uit als een bepaalde temperatuur is
bereikt.
Draai de knop 1 of 5 in stand 0 om de wer-
king te stoppen.
brandt op het instrumenten-
1.15