AUTOGORDELS
(1/3)
Draag de autogordel bij al uw verplaatsin-
gen. Houd u aan de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt
Voor een doeltreffende bescherming
door de autogordels achter moet de
achterbank goed zijn vergrendeld.
Raadpleeg de paragraaf "Achterbank" in
hoofdstuk 3.
Verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordels kunnen
bij een ongeval letsel veroor-
zaken.
Gebruik slechts één autogordel per per-
soon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
1.20
Voordat u wegrijdt stelt u uw zithouding
af en laat u alle inzittenden hun autogor-
del correct vastmaken, zodat zij optimaal
beschermd zijn.
De juiste zithouding
– Ga goed diep in uw stoel zitten (na
uw mantel, jas, enz. uitgetrokken te
hebben). Dit is belangrijk voor een goede
ondersteuning van de rug.
– verschuif de stoel zodat u makkelijk bij
de pedalen kunt komen. Plaats de stoel
zo ver naar achteren dat u het rempedaal
geheel kunt indrukken. Stel de rugleu-
ning zo af dat u de armen moet strekken
om bij de bovenkant van het stuurwiel te
kunnen komen;
– stel de hoofdsteun af. Voor een maxi-
male bescherming, moet de bovenkant
van de hoofdsteun op gelijke hoogte zijn
met de kruin;
– stel de hoogte van het zitkussen af.
Verstel het om een zo goed mogelijk zicht
op het verkeer te hebben.
– stel de stand van het stuurwiel af.
1
2
Afstellen van de autogordel
Ga goed tegen de rugleuning aan zitten.
De schoudergordel 1 moet zo dicht moge-
lijk onder de hals doorlopen. Hij mag de hals
echter niet raken.
De heupgordel 2 moet tegen de heupen en
het bekken drukken.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden: niet over te
dikke kleding of over ertussen gestoken
voorwerpen, enz.