FUNCTIE STOP AND START
Bijzondere gevallen
– Als de bestuurder, terwijl het systeem in
werking is en de motor is afgezet (verkee-
rsopstopping, stilstaan voor een stoplicht
enz.), uit zijn stoel komt of zijn gordel los-
maakt en het bestuurdersportier opent,
wordt het contact verbroken en wordt,
afhankelijk van de auto, de automatische
parkeerrem automatisch vastgezet. Om
weer weg te rijden en het Stop and Start-
systeem weer in te schakelen, drukt u
op de startknop (raadpleeg de paragraaf
"Starten, stoppen van de motor").
– Wanneer de motor afslaat terwijl het sys-
teem in werking is, trapt u het koppe-
lingspedaal volledig in om de motor weer
te starten.
(3/3)
2
3
Inschakelen, uitschakelen van
de functie
Druk de schakelaar 2 in om de functie uit te
schakelen. De boodschap "Stop & start niet
actief" verschijnt op het instrumentenpaneel
en het controlelampje 3 in de schakelaar
gaat branden.
Voordat de auto wordt verlaten,
moet de motor worden afgezet
(en niet op stand-by worden
gezet): zet de motor af (raad-
pleeg de paragraaf "Starten, stoppen
van de motor" in hoofdstuk 2).
Met nog een keer indrukken schakelt u het
systeem weer in. De boodschap "Stop &
start actief" verschijnt op het instrumen-
tenpaneel en het controlelampje 3in de
schakelaar 2 dooft.
Het systeem wordt automatisch weer in-
geschakeld bij elke vrijwillige start van het
voertuig door het indrukken van de startknop
(raadpleeg de paragraaf "Starten, stoppen
van de motor").
Storingen
Wanneer de boodschap "Stop & Start contro-
leren" op het instrumentenpaneel verschijnt
en tegelijkertijd het controlelampje 3 in de
schakelaar 2 oplicht, wordt het systeem ui-
tgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
Als de functie Stop and Start is
geactiveerd, kan in noodgeval-
len de motor opnieuw worden
gestart door het koppelingspe-
daal in te drukken.
2.9