WAARSCHUWINGSLAMPJES
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU.
A
Het instrumentenpaneel A licht op bij het
aanzetten van het contact.
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
u
Controlelampje markeringslicht
Bij het oplichten van het waarschuwings-
©
lampje
, moet u zo snel mogelijk,
een afspraak maken bij een merkdealer
voorzichtig rijden. Als u dit voorschrift
negeert, loopt u het risico dat uw auto
beschadigd wordt.
1.48
(1/4)
á
Controlelampje grootlicht
k
Controlelampje dimlicht
g
Controlelampje
voor
f
Controlelampje mistachterlicht
}
Waarschuwingslampje handrem
of automatische parkeerrem
vastgezet
Raadpleeg de paragraaf "Automatische par-
keerrem" of "Handrem" in hoofdstuk 2.
Bij het oplichten van het waar-
schuwingslampje
moet u voor uw eigen veilig-
heid onmiddellijk stoppen op
een veilige plek.
Stop de motor en start deze niet op-
nieuw. Ga naar een merkdealer.
D
Waarschuwingslampje storing
remsysteem
Het controlelampje licht op bij het aanzetten
van het contact en dooft enkele secondes
later. Als het oplicht met het controlelampje
mistlichten
®
en een geluidssignaal, is dit een
aanduiding van een incident aan het rem-
systeem. Stop op een veilige plek en roep
de hulp in van een merkdealer.
–
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
˜
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
®
,
dellijk op een veilige plek. Zorg dat de
auto inderdaad goed gestopt is en neem
contact op met een merkdealer.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. Stop onmid-