STUURWIEL/STUURBEKRACHTIGING
1
Hoogte- en diepteafstelling
(diepteafstelling naargelang auto)
Trek aan de hendel 1 en breng het stuur-
wiel in de gewenste stand; duw daarna de
hendel 1 helemaal terug voorbij het zware
punt om het stuurwiel te blokkeren.
Oefen niet te veel druk uit op het stuurwiel
als u hem afstelt. Dit zou de steun van het
stuurwiel kunnen beschadigen.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Houd het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid als u stil staat.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
1.43