8. Elektrische interface
Parameter
Externe zekering (@ 100-200V)
Externe zekering (@ 200-265V)
Ingangsfrequentie
Stand-byvermogen
Nominaal bedrijfsvermogen
Het niet correct aarden van de robot kan leiden tot gevaarlijke situaties.
• Controleer of de robot correct geaard is (elektrische verbinding met de aarde).
• Gebruik de ongebruikte bouten met de aardingssymbolen in de regelkast voor
gemeenschappelijke aarding van alle apparatuur in het systeem.
• De aardingsgeleider moet minimaal de stroomsterkte van de hoogste stroom-
waarde in het systeem hebben.
Het niet naleven van het onderstaande kan leiden tot ernstig letsel of overlijden als
gevolg van elektrische gevaren.
• Zorg ervoor dat de voeding van de regelkast beveiligd is met een aard-
lekschakelaar en een juiste zekering.
• Verbreek alle stroomtoevoer naar de volledige robotinstallatie tijdens onder-
houd. Er mogen geen andere apparaten stroom leveren aan de robot-I/O als
het systeem vergrendeld is.
• Controleer dat alle kabels correct zijn aangesloten voordat de regelkast wordt
ingeschakeld. Gebruik altijd de originele voedingskabel.
8.8. Robotaansluiting: robotkabel
Deze paragraaf beschrijft het aansluiten van een robotarm met een vaste robotkabel van 6 meter.
Voor informatie over het aansluiten van een robotarm met een basisflenskabelaansluiting, zie
Robotaansluiting: basisflenskabel op de volgende
8.8.1. Robotkabelaansluiting
De robotkabelaansluitting brengt de robotverbinding tot stand door de robotarm aan te sluiten op de
regelkast.
U kunt kabel van de robot aansluiten en verbrendelen op de aansluiting aan de onderkant van de
regelkast (zie afbeelding hieronder). Door de aansluiting tweemaal te draaien voordat u de robotarm
inschakelt, zorgt u ervoor dat deze goed vergrendeld is.
Gebruikershandleiding
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING: ELEKTRICITEIT
Min.
Type
15
-
8
-
47
-
-
-
90
250
pagina.
69
Max.
Eenheid
16
A
16
A
440
Hz
<1,5
W
500
W
8.9.
UR20