9 Meting
9.1 Parameterinvoer
Voorzichtig!
Ongevallenpreventievoorschriften voor elektrische installaties en bedrijfsmiddelen
Het niet naleven van de voorschriften kan zwaar lichamelijk letsel veroorzaken.
→ Bij alle elektrotechnische werkzaamheden dient u zich te houden aan de ongevallenpreventievoor-
schriften voor elektrische installaties en bedrijfsmiddelen.
9.1
Parameterinvoer
Opmerking!
De parameters worden pas opgeslagen, als de programmavertakking Parameter eenmaal volledig is bewerkt.
voor kanaal x
Buitendiameter
Leidingmater.
Medium-temperatr
Sensortype
Additional cable
zie bijvoegsel A, p. 166
9.1.1
De buisparameters invoeren
Buisbuitendiameter/buisomtrek
Parameter\Buitendiameter
• Toets de buisbuitendiameter in.
• Druk op ENTER.
Er verschijnt een foutmelding als de ingetoetste parameter buiten het bereik ligt. De grenswaarde verschijnt in beeld.
Voorbeeld: bovenste grenswaarde 1100 mm voor de aangesloten sensoren en voor een buiswanddikte van 50 mm.
Buitendiameter
1100.0
MAXIMAL
Het is mogelijk om in plaats van de buisbuitendiameter de buisomtrek in te toetsen (zie paragraaf 18.1).
Als de invoer van de buisomtrek geactiveerd is en u nul intoetst bij Buitendiameter, verschijnt het menupunt
Leidingomtrek in beeld. Als u de buisomtrek niet wilt intoetsen, drukt u op de toets BRK om terug te keren naar het
hoofdmenu en start u de parameterinvoer opnieuw.
88
Parameter
Wanddikte
Bekleding
Ruwheid
Medium
De buis- en mediumparameters worden ingetoetst voor het
gekozen meetpunt. De parameterbereiken zijn begrensd
door de technische eigenschappen van de sensoren en de
transmitter.
• Kies de programmavertakking Parameter.
• Druk op ENTER.
Parameter\voor kanaal A
• Kies het kanaal waarvoor de parameters worden inge-
voerd (in dit geval: kanaal A)
• Druk op ENTER.
De weergave verschijnt niet als de transmitter slechts één
meetkanaal heeft.
FLUXUS G809
2020-06-25, UMFLUXUS_G809V2-2NL