het rijden automatisch verbrand en omgezet in on-
gevaarlijke stoffen. Echter, onder de volgende om-
standigheden kan roet in het roetfilter niet verbrand
worden:
•
Als de snelheid lange tijd onder 15 km/u (10
MPH) blijft.
•
Als de motor regelmatig afgezet en weer gestart
wordt binnen 10 minuten.
•
Als de auto regelmatig gebruikt wordt voor korte
ritten van 10 minuten of korter.
•
Als de motor regelmatig wordt afgezet voordat
hij is opgewarmd.
In deze gevallen wordt het moeilijk om roetdeeltjes
die zich in het roetfilter hebben opgehoopt automa-
tisch te verbranden. Daardoor zal het waarschu-
wingslampje voor het roetfilter gaan branden op het
dashboard, terwijl het controlelampje op de schake-
laar voor regeneratie van het roetfilter zal gaan knip-
peren. Dit is geen storing.
Als het waarschuwingslampje voor het roetfilter gaat
branden, moet u het regeneratieproces voor het
roetfilter uitvoeren.
LET OP
Als er doorgereden wordt met het waarschu-
wingslampje voor het roetfilter aan en zonder re-
generatie uit te voeren, zal de noodloopfunctie
het motortoerental en/of -koppel beperken. In
5-6
Starten en rijden
dit geval moet de motorolie worden ververst en
moet de serviceregeneratie worden uitgevoerd
door een erkende dealer of gekwalificeerd gara-
gebedrijf.
De serviceregeneratie wordt niet gedekt door de
garantie.
AUTOMATISCHE REGENERATIE
Wanneer het waarschuwingslampje voor het DPF
gaat branden, betekent dit dat er in het DPF deeltjes
zijn opgevangen tot de opgegeven limiet. De deel-
tjes die in het DPF worden opgevangen, kunnen
niet worden verbrand wanneer de auto langzaam
rijdt.
Rijd wanneer dit veilig is zo snel mogelijk met een
hogere snelheid (sneller dan ongeveer 80 km/u (50
MPH)) totdat het roetfilterwaarschuwingslampje uit-
gaat. Neem altijd de lokale voorschriften in acht.
Wanneer de opgevangen roetdeeltjes volledig zijn
verbrand, gaat het waarschuwingslampje voor het
roetfilter weer uit.
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ
RIJDEN OP DE WEG EN
TERREINRIJDEN
Voertuigen van het type pickup kantelen aanzien-
lijk sneller dan andere soorten voertuigen.
Ze beschikken over een grotere bodemvrijheid dan
personenauto's, waardoor ze gebruikt kunnen wor-
den in uiteenlopende toepassingen op de weg en in
open terrein. Hierdoor krijgen ze een hoger zwaar-
tepunt dan gewone auto's. Een direct voordeel van
deze hogere bodemvrijheid is een beter zicht op de
omgeving, waardoor de bestuurder problemen kan
voorzien. De auto is er echter niet op gebouwd om
bochten te nemen met dezelfde snelheid als een
gewone
personenauto,
net
zoals
gebouwde sportwagen ook niet geschikt is voor ter-
reinrijden. Vermijd plotselinge stuurmanoeuvres en
scherpe bochten zoveel mogelijk, vooral bij hoge
snelheden. Net als bij andere auto's van dit soort
kan het verkeerd bedienen controleverlies of om-
slaan tot gevolg hebben.
Raadpleeg voor informatie over het rijden met vier-
wielaandrijving (4WD) (indien aanwezig) "Vierwie-
laandrijving (4WD) (indien aanwezig)" verderop in
dit hoofdstuk.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
VEILIG RIJDEN
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
WAARSCHUWING
•
Rijd voorzichtig op open terrein en vermijd
gevaarlijke plekken. De bestuurder of elke an-
dere inzittende moet tijdens het rijden altijd
de veiligheidsgordel vastgemaakt hebben.
een
laag