•
Als de schakelhendel niet uit de P-stand (par-
keren) kan worden gehaald terwijl de motor
draait en het rempedaal is ingetrapt, werken
de remlichten mogelijk niet. Rijden met rem-
lichten die niet goed werken kan ongelukken
veroorzaken.
Trap na het starten van de auto het rempedaal vol-
ledig in, druk op de knop op de schakelhendel en
haal de hendel uit de P-stand (parkeren).
Indien de contactschakelaar om welke reden dan
ook in de "OFF"-stand of "ACC"-stand wordt gezet
terwijl de schakelhendel in een andere stand staat
dan de P-stand (parkeren), dan kan de contactscha-
kelaar niet in de "LOCK"-stand worden gezet.
Handel als volgt als de contactschakelaar niet in de
"LOCK"-stand kan worden gezet:
1. Activeer de parkeerrem.
2. Zet de contactschakelaar in de "ON"-stand ter-
wijl u het rempedaal intrapt.
3. Zet de schakelhendel in de P-stand (parkeren).
4. Zet de contactschakelaar in de "LOCK"-stand.
P (parkeren):
Gebruik deze stand bij het parkeren van de auto en
bij het starten van de motor. Zorg ervoor dat de
auto volledig stilstaat en zet de schakelhendel in
de P-stand (parkeren). Activeer de parkeerrem.
Wanneer u op een helling parkeert trapt u eerst het
rempedaal in, vervolgens trekt u de handrem aan en
zet u de schakelhendel op P (parkeren).
5-22
Starten en rijden
R (achteruit):
Gebruik deze stand voor achteruitrijden. Zorg er-
voor dat de auto volledig stilstaat voordat u in de
R-stand (achteruit) schakelt.
N (vrij):
Geen rijstand of achteruitrijstand is ingeschakeld.
De motor kan in deze stand gestart worden. Als de
motor onder het rijden afslaat, kunt u veilig de N-
stand (vrij) kiezen en de motor opnieuw starten ter-
wijl de auto in beweging is.
D (rijden):
Gebruik deze stand voor normaal vooruit rijden.
Handmatige schakelstand
Wanneer de schakelhendel in de sleuf voor hand-
matig schakelen wordt gezet en naar boven en naar
beneden wordt bewogen tijdens het rijden, activeert
de versnellingsbak de handmatige schakelmodus.
De schakelreeks kan handmatig geselecteerd wor-
den.
Beweeg de schakelhendel naar de + (omhoog) zijde
om op te schakelen. De versnelling schakelt naar
een hogere stand.
Beweeg de schakelhendel naar de − (omlaag) zijde
om terug te schakelen. De versnelling schakelt naar
een lagere stand.
Bij het annuleren van de handmatige schakelmodus
brengt u de schakelhendel terug naar de "D"-stand
(rijden). De versnellingsbak keert terug naar de nor-
male rijmodus.
In de handmatige schakelmodus wordt de schakel-
reeks weergegeven op het voertuiginformatiedisplay
tussen de snelheidsmeter en de toerenteller.
De schakelreeks gaat als volgt omhoog of omlaag:
→
→
→
→
M
M
M
M
M
1
2
3
4
←
←
←
←
M
7 (7e):
Gebruik deze stand voor normaal vooruit rijden op
hoge snelheden.
M
6 (6e) en
M
5 (5e):
Gebruik deze standen wanneer u tegen lange hellin-
gen oprijdt, of voor het remmen op de motor wan-
neer u lange hellingen afrijdt.
M
4 (4e),
M
3 (3e) en
M
2 (2e):
Gebruik deze standen voor bergop rijden of op de
motor remmen wanneer u bergaf rijdt.
M
1 (1e):
Gebruik deze stand voor het langzaam bestijgen
van steile hellingen of voor langzaam rijden door
diepe sneeuw, of om maximaal op de motor te rem-
men tijdens steile afdalingen.
•
Onthoud dat u niet gedurende lange tijd op hoge
snelheden mag rijden in een lagere versnelling
dan de 7e. U verbruikt zo onnodig veel brand-
stof.
•
Door de schakelhendel tweemaal naar dezelfde
kant te bewegen, worden de versnellingen ach-
→
→
M
M
5
6
7
←
←