Stuurwiel:
Controleer de stuurinrichting op afwijkingen, zoals
te veel speling, zwaar sturen en abnormale gelui-
den.
Waarschuwingslampjes en akoestische
signalen:
Controleer of alle waarschuwingslampjes en akoes-
tische signalen goed werken.
Voorruitontwasemer:
Controleer of er voldoende lucht komt uit de ventila-
tieroosters als u de verwarming of de airconditio-
ning gebruikt.
Wis-/wassysteem voorruit*:
Controleer of de wissers en sproeiers goed werken
en de wissers geen strepen trekken.
Onder de motorkap en onder de auto
De onderstaande onderhoudspunten moeten perio-
diek worden uitgevoerd (bijvoorbeeld elke keer als
u het oliepeil controleert of gaat tanken).
Accu (behalve onderhoudsvrije accu's)*:
Controleer het vloeistofniveau in elke accucel. Het
moet tussen het <BOVENSTE> en <ONDERSTE>
streepje liggen. Als het voertuig bij hoge temperatu-
ren of extreme omstandigheden gebruikt wordt,
moet u het accuvloeistofniveau vaak controleren.
8-4
Onderhoud en doe-het-zelf
Niveau remvloeistof (en niveau koppelingsvloei-
stof)*:
Voor modellen met handgeschakelde versnellings-
bak (MT): zorg ervoor dat het niveau van de rem- en
koppelingsvloeistof tussen de streepjes <MAX> en
<MIN> op de reservoirs liggen.
Behalve modellen met handgeschakelde versnel-
lingsbak (MT): zorg ervoor dat het niveau van de
remvloeistof tussen de streepjes <MAX> en <MIN>
op het reservoir ligt.
Koelvloeistofniveau*:
Controleer het koelvloeistofniveau als de motor koud
is. Zorg dat het koelvloeistofniveau tussen de streep-
jes <MAX> en <MIN> op het reservoir ligt.
Aandrijfriem(en) van de motor*:
Zorg ervoor dat de aandrijfriem(en) niet gerafeld,
versleten, gebarsten of vettig is/zijn.
Motoroliepeil*:
Controleer het peil nadat u de auto (op een vlakke
ondergrond) heeft geparkeerd en de motor heeft
afgezet.
Vloeistoflekken:
Controleer onder de auto op brandstof-, olie- of
waterlekkage of lekkage van andere vloeistoffen na-
dat de auto een tijdje heeft stilgestaan. Het is nor-
maal dat er water van de airconditioner druipt na
gebruik. Mocht u lekkages opmerken of benzine-
dampen ruiken, zoek dan de oorzaak op en laat het
onmiddellijk herstellen.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau en
-streepjes*:
Controleer het niveau wanneer de vloeistof koud is
en bij afgezette motor. Controleer dat de leidingen
goed zijn aangebracht en er geen lekkages of scheu-
ren etc., aanwezig zijn.
Ruitensproeiervloeistof*:
Controleer of er voldoende vloeistof in het reservoir
zit.
VOORZORGSMAATREGELEN
TIJDENS ONDERHOUD
Voorkom materiële schade en ernstig lichamelijk let-
sel tijdens inspectie of onderhoud door de juiste
voorzorgsmaatregelen in acht te nemen. Houd u
steeds nauwgezet aan de volgende algemene voor-
zorgsmaatregelen.
WAARSCHUWING
•
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond,
activeer de parkeerrem en blokkeer de wielen
om wegrollen van de auto te voorkomen. Zet
de schakelhendel in de P-stand (parkeren)
(model met automatische versnellingsbak) of
zet de schakelhendel in de N-stand (vrij) (mo-
del met handgeschakelde versnellingsbak).
•
Zorg dat de contactschakelaar steeds in de
LOCK-stand staat bij vervanging of reparatie.
•
Voer geen werkzaamheden uit aan de motor
zolang deze nog heet is. Zet altijd de motor af
en wacht tot deze is afgekoeld.