7.3 Radiatorverwarming, klemaansluitingen
In een radiatorverwarmingssysteem kunnen de klemmen worden gebruikt voor het volgende:
Ethernet
RJ45
1
3
I/O
5
7
9
I/O
11
A
RS-485
Y
B
NC1
Relay 1
NO1
(Relais 1)
C1
NC2
Relay 2
NO2
(Relais 2)
C2
L
AC-voeding
Aarde
N
Configureren van de I/O-klemmen volgens de tabel met klemaansluitingen
CIO1
CIO3
+24 Volt
GND
CI01
GND
CI02
GND
CI03
GND
DI4
Massa
DI5
GND
BACnet MS/TP
Modbus RTU
Netvoeding
Pt1000
CIO1
1
3
5
7
9
11
DI4
Communicatie naar Grundfos BuildingConnect,
Modbus TCP en BACnet IP.
24 VDC voeding voor een actieve sensor.
Buitentemperatuursensor (Pt1000 of 0-10 V).
Externe setpointinvoer of positieregeling (0-10 V, 0-20
mA of 4-20 mA).
Serieschakeling. Gebruik serieschakeling voor het
aansluiten van twee of meer MIXIT-units om het
setpoint voor de voedingsbron te ondersteunen.
Setpoint spanning voor voedingsbron. Dit stelt de
MIXIT in staat om de uitgangstemperatuur van de
voedingsbron te regelen en warmteverliezen aan de
leidingen te verminderen.
Externe setpoint verlagen. Wanneer de digitale ingang
is geactiveerd, verlaagt MIXIT het setpoint met 5 °C.
Externe start/stop van zowel MIXIT als pomp. Wanneer
de externe stop wordt geactiveerd, sluit de MIXIT de
klep en wordt de pomp uitgeschakeld.
Signaalingang en -uitgang van het BMS-systeem. Via
een van de vermelde protocolopties.
Storingssignaal. Het NC/NO-uitgangssignaal is actief in
geval van storing.
Run-signaal. Het NC/NO-uitgangssignaal is actief
wanneer de MIXIT in de temperatuurregelmodus werkt.
Netaansluiting, 230 V ± 10 %.
CIO2
DI5
19