Afhankelijk van de geselecteerde parameter verschijnt het
OPMERKING
pictogram LIST in het tabbladmenu dat hoort bij de knop
[SF6]. Nu kunt u de lijst oproepen met de knop [SF6] LIST
en vervolgens het gewenste item in de lijst selecteren.
Zie pagina 37 voor meer informatie.
1 Switch
Hiermee bepaalt u of het mastereffect al dan niet wordt
toegepast op de geselecteerde performance. U kunt het
effect ook aan- of uitzetten met de knop [MASTER EFFECT]
op het voorpaneel.
Instellingen: on, off (aan, uit)
2 Type
Hiermee selecteert u een effecttype. Zie pagina 24 voor
meer informatie over de effecttypen.
Instellingen: Zie de lijst met effecttypen in de afzonderlijke datalijst.
3 Preset
U kunt verschillende parameters instellen om de manier
te wijzigen waarop het geluid wordt beïnvloed door het
geselecteerde effecttype. Met deze parameter kunt u
de vooraf geprogrammeerde instellingen van deze
effectparameters oproepen.
4 Effect Parameters
Het aantal beschikbare parameters en waarden is afhankelijk
van het huidige geselecteerde effecttype. Zie pagina 27 voor
meer informatie over de effectparameters. Zie de aparte
datalijst voor meer informatie over de parameters van
elk effecttype.
Masterequalizerinstellingen—
[SF3] MasterEQ
In deze display kunt u vijfbands toonregeling toepassen
op alle partijen van de geselecteerde performance.
1
2
3
4
Q (frequentiebandbreedte)
Gain
+
0
–
5-bands
Low
Lo-Mid
1 Shape
Hiermee kunt u een van de twee equalizervormen selecteren:
shelving of parametrisch. Deze parameter is beschikbaar
voor Low en High.
Instellingen: shelv, peak
Frequency
(frequentie)
Mid
Hi-Mid
High
shelv (Shelving type)
Met dit type EQ-vorm kunt u het signaal verzwakken/versterken bij
frequenties boven of onder de opgegeven frequentie-instelling.
EQ Low
Gain
+
Frequency
(frequentie)
0
–
Frequency (frequentie)
peak (Peaking type)
Met dit type EQ-vorm kunt u het signaal verzwakken/versterken bij
de opgegeven frequentie-instelling.
+
0
–
2 Frequency
Hiermee bepaalt u de middenfrequentie. De frequenties in
de nabijheid van dit punt worden verzwakt of versterkt door
de instelling 'Gain' hieronder.
Instellingen:
Low
Als Shape is ingesteld op 'shelv': 32 Hz – 2.0 kHz
Als Shape is ingesteld op 'peak': 63 Hz – 2.0 kHz
Lo-Mid, Mid, Hi-Mid
100 Hz – 10.0 kHz
Hoog
500 Hz – 16.0 kHz
3 Gain
Hiermee bepaalt u de niveauversterking van de frequentie
(hierboven ingesteld) of de mate waarin de geselecteerde
frequentieband wordt verzwakt of versterkt.
Instellingen: -12 dB – +0 dB – +12 dB
4 Q (Bandwidth)
Hiermee brengt u variatie aan in het signaalniveau van de
frequentie-instelling, zodat verschillende karakteristieken van
de frequentiecurve worden verkregen. Hoe hoger de
instelling is, hoe kleiner Q (de bandbreedte). Hoe lager
de instelling is, hoe groter Q (de bandbreedte).
Instellingen: 0.1 – 12.0
+
0
–
OPMERKING
Als de parameters voor Shape (1) van Low en High
worden ingesteld op 'shelv', zijn de Q-parameters (4) van
Low en High niet beschikbaar.
Performance bewerken
EQ High
Gain
+
Frequency
(frequentie)
0
–
Frequency (frequentie)
Gain
Frequency
(frequentie)
Frequency
(frequentie)
0.1
12.0
Frequency
(frequentie)
Frequency (frequentie)
MOTIF XF Naslaggids
105