5
Nadat u een parameter hebt bewerkt, drukt
u op de knop [ENTER] om de bewerking te
bevestigen en in te voeren (de event stopt
met knipperen).
Als de cursor naar een nieuwe event wordt verplaatst
terwijl de huidige event nog knippert, wordt de bewerking
van de huidige event geannuleerd.
6
Druk op de knop [EXIT] om terug te gaan naar
de modus Song Play.
De nieuwe event invoegen
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u nieuwe events
invoegt in de huidige song.
1
Druk in de display Event List op de knop
[F5] Insert (invoegen) om het venster
Insert Event te activeren.
2
Geef het eventtype op dat moet worden
ingevoegd, het invoegpunt (maat, tel en clock)
en de parameterwaarde van de event.
Zie pagina 30 voor meer informatie over elke event en
parameter.
Type event
Invoegpunt
3
Druk op de knop [F6] Set (instellen) om
de opgegeven event in te voegen op
de opgegeven plaats.
Het venster Insert Event blijft geopend, zodat u verder
kunt gaan met invoegen van nieuwe events. Druk op de
knop [ENTER] om de event daadwerkelijk in te voegen en
het venster Insert Event te sluiten.
4
Druk op de knop [EXIT] om terug te gaan naar
de display Event List.
Parameter
MIDI-events bewerken (Song bewerken)
Display Event List
In de display Event List worden MIDI-events (inclusief
waarden zoals het nootnummer, de aanslaggevoeligheid en
de besturingswijzigingswaarde) weergegeven. Deze events
kunnen tevens worden bewerkt.
3
5
OPMERKING
Afhankelijk van de geselecteerde parameter verschijnt het
pictogram NUM in het tabbladmenu dat hoort bij de knop
[SF6]. In deze situatie kunt u de knoppen [SF1] – [SF5] en
[F1] – [F5] als nummerknoppen gebruiken door op de knop
[SF6] NUM te drukken. Zie pagina 36 voor meer informatie.
1 TR (Track) (alleen aanduiding)
Hiermee wordt de geselecteerde track weergegeven.
U kunt de te bewerken track wijzigen met behulp van
de knop [F4] Track Sel (track selecteren) en
de nummerknoppen [1] – [16].
Instellingen: Track 01 – 16, Scene, Tempo
2 Measure (alleen aanduiding)
Hiermee wordt de geselecteerde maat aangegeven. U kunt
de maat wijzigen met behulp van de knoppen [G]
(achteruit) en [H] (vooruit).
Instellingen:
Measure:
001 – 999
3 MEAS (Measure), BEAT, CLOCK
Hiermee wordt de locatie (positie) aangegeven van de
desbetreffende event. Als u een van deze waarden wijzigt,
wijzigt u daarmee de locatie van de event.
Instellingen:
Measure:
001 – 999
Beat:
1 – 16 (afhankelijk van het metrum)
Clock:
000 – 479 (afhankelijk van het metrum)
4 Event and Parameters
Hiermee wordt het type van elke event aangegeven.
Zie pagina 30 voor meer informatie over elke event en
parameter.
Instellingen:
Als TR is ingesteld op 01 – 16:
Note
PB (Pitch Bend)
PC (Program Change)
CC (Control Change)
CAT (Channel Aftertouch)
PAT (Polyphonic Aftertouch)
RPN
NRPN
EXC (System Exclusive)
CMM (Channel Mode Messages)
1
2
4
9
6
7
8
MOTIF XF Naslaggids
151