Opbouw en montage
5.7 Aansluiten van het laadstation
5.7.2.4
Geleiders aansluiten op het TN-netwerk
Sluit eerst de signaalaarde van de voedingskabel aan, voordat u doorgaat met het monteren
van de overige kabels. Ga daarbij als volgt te werk:
1. Monteer maximaal één geleider per koperen aansluitrail met de voorgemonteerde
M12-schroef
2. Haal de bevestigingsmoer aan met het vereiste aanhaalmoment van 50 Nm
3. Markeer de vastgedraaide verbinding bijv. met een rode lakstift
4. Plaats de beveiligingsafdekking weer erin, nadat alle geleiders zijn aangesloten.
5. Haal de bevestigingsschroeven aan met max. 4 Nm.
5.7.3
Ethernetkabels aansluiten
Als u via ethernet een verbinding tot stand wilt brengen tussen de OCPP-backend en het
laadstation, moet u de ethernetkabel aansluiten op de poort ‑FA6.X2 Als u het laadstation
samen met een extern ladingbeheersysteem (ELMS) wilt gebruiken, sluit dan de
ethernetkabel tussen het ELMS en het laadstation aan op de rechterpoort -FA13.X2. De
verbinding tussen het ELMS en laadstation moet mechanisch worden afgeschermd, zodat een
derde partij deze verbinding niet kan verbreken en kan overschakelen. Deze ethernetpoorten
beschikken over een geïntegreerde overspanningsbeveiliging.
①
②
③
Afbeelding 5-38 Aansluitgedeelte voorkant - ethernet
124
Dispenser - poort ‑FA4
Ethernetport OCPP - poort ‑FA6.X2
ELMS - poort ‑FA13.X2
Bedieningshandleiding, 06/2024, A5E53743518-AD
SICHARGE D