Getallen in vergelijkingen
U kunt ieder geldig getal in een vergelijking opnemen, maar geen breuken en
geen getallen die niet het grondtal hebben. Getallen worden altijd getoond met
de weergave, , dus met 12 cijfers.
Om een getal in een vergelijking op te nemen, gebruikt u de gewone
cijfertoetsen, inclusief
meer cijfers hebt ingetoetst. Gebruik
Begint u een getal in te voeren, dan verandert de cursor van " " in "_" De cursor
verandert weer terug als u een niet–numerieke toets indrukt.
Functies in vergelijkingen
U kunt veel van de functies van de HP 33s in een vergelijking gebruiken. Een
volledige lijst staat onder "Vergelijkingfuncties" verderop in dit hoofdstuk. U vindt
ze ook in aanhangsel G, "Index van bewerkingen".
Toetst u een vergelijking in, dan typt u functies op ongeveer dezelfde manier als
wanneer u ze in gewone algebraïsche vergelijkingen gebruikt:
In een vergelijking staan sommige functies gewoonlijk tussen de
argumenten, bijvoorbeeld "+" en "÷". Zulke infix–operators typt u in een
vergelijking in dezelfde volgorde.
Andere functies hebben een of meer argumenten na de naam van de
functie, zoals "COS" en "LN". Zulke prefix–functies typt u in een
vergelijking op de plek waar de functie voorkomt – er verschijnt dan een
linker haakje en daarna kunt u de argumenten intoetsen.
Bestaat de functie uit twee of meer argumenten, druk dan op
toets
) om ze te scheiden.
Wordt de functie door andere bewerkingen gevolgd, druk dan op
om de argumenten van de functie te voltooien.
6–6
Vergelijkingen invoeren en evalueren
,
en
. Druk alleen op
niet om af te trekken.
, nadat u een of
(op de