Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Programmabesturing Met (I) - HP 33s Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

STO(i)
RCL(i)
STO +, –,× ,÷, (i)
RCL +, –,× ,÷, (i)
XEQ(i)
GTO(i)
X<>(i)

Programmabesturing met (i)

De inhoud van i kan veranderen terwijl een programma draait — een
programmainstructie als
ander label springen. U bent daardoor flexibel doordat u (tot het programma
draait) niet hoeft te weten welke variabele of welk programmalabel gebruikt zal
worden. (Zie het eerste voorbeeld hieronder.)
Indirect adresseren is zeer bruikbaar bij het tellen en besturen van lussen. De
variabele i dient dan als index, met het adres van de variabele die de lusteller
bevat voor de functies DSE en ISG. (Zie het tweede voorbeeld hieronder.)
Voorbeeld:
Subroutines kiezen met (i).
Het programma "Curve fitting" in hoofdstuk 16 gebruikt indirecte adressering om
te bepalen welk model gebruikt moet worden om geschatte waarden te
berekenen voor x en y. (Verschillende subroutines berekenen x en y voor de
verschillende modellen.) U ziet dat i wordt opgeslagen en daarna indirect
geadresseerd in diverse ver verwijderde delen van het programma.
De eerste vier routines (S, L, E, P) van het programma specificeren het
curvefittingmodel dat gebruikt zal worden en kennen een nummer toe (1, 2, 3, 4)
aan elk van deze modellen. Dit nummer wordt opgeslagen in routine Z, het
gemeenschappelijke startpunt van alle modellen:
Routine Y gebruikt i om de juiste subroutine aan te roepen (afhankelijk van het
model) die de schattingen van x en y berekent. Regel Y0003 roept de subroutine
y ˆ
aan om
te berekenen:
13–22
Programmeringstechnieken
INPUT(i)
VIEW(i)
DSE(i)
ISG(i)
SOLVE(i)
FN d(i)
FN=(i)
kan op verschillende momenten naar een

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave