Inhoudsopgave
Advertenties
Snelheid afnemen met de
cruise control ······························4-126
De cruise control uitschakelen········4-126
Omstandigheden voor
deactivering ·····························4-126
Andere omstandigheden voor
deactiveren afhankelijk van de
voertuig omstandigheden ···········4-127
De cruise control hervatten ············4-127
Intelligente / aanpassende
Cruise Control* ·························4-128
Scherm bij intelligente Cruise Control
Gereed / Ingeschakeld ·················4-128
Intelligente Cruise Control
Gereed ···································4-128
Intelligente cruise ingesteld
(ingeschakeld) ·························4-128
De intelligent cruise control inschakelen
op het instrumentenbord ···············4-129
Intelligente cruise instellen ·············4-129
Snelheid opvoeren ·······················4-130
Snelheid afnemen························4-130
Tijdelijk accelereren (override) ········4-130
Deactiveren ································4-131
Voorwaarden voor uitschakelen ···4-131
Andere voorwaarden voor
uitschakelen ····························4-131
Hervatten ···································4-132
Om te deactiveren ·······················4-132
Stuurwiel (stuur kracht) bediening
melding ······································4-133
De veilige afstand tot voorliggend
voertuig instellen ·························4-135
Bewustzijn van de situatie
voor het voertuig ··························4-136
Optrekken bij druk verkeer ············4-136
Detectie sensor vooraan
(Radar voor+ camera voor) ···········4-136
Voertuig detectie kan moeilijk zijn onder
de volgende omstandigheden: ····4-137
Niet gedetecteerde voetganger
voor ·······································4-138
Bochtige weg ···························4-138
Op een steile opwaartse of
neerwaartse helling ···················4-139
Van rijstrook wisselen ················4-139
Voorliggend voertuig detecteren ···4-140
Veilige Snelheidsregulering
(Safety Speed Control (SSC))* ····4-141
Afbeelding die de werking van SSC
laat zien ·····································4-141
Veilige snelheidsregulering instellen ···4-141
Voorwaarden voor werking veilige
snelheidsregulering ······················4-141
Bedieningsproces ························4-142
Snelheidslimiet ·························4-145
Afbeelding die laten zien wanneer
deze klaar staat of in werking is ······4-145
Snelheidslimiet gereed ··············4-145
Snelheidslimiet instellen·············4-145
De snelheidslimiet in het
instrumentenbord instellen ············4-146
De snelheidslimiet AAN/UIT zetten ··· 4-146
Snelheidslimiet instellen ················4-146
Remsysteem ····························4-148
Waarschuwingslampje en indicator
met betrekking tot remmen ·····4-148
Rempedaal·································4-149
Controleren op vreemde objecten
bij de voetpedalen ····················4-149
De remschijven/-blokken controleren
en vervangen ··························4-150
Als de voetrem niet werkt ···········4-150
ABS (antiblokkeerremsysteem) ······4-150
Waarschuwingslampje ABS ·······4-151
Elektronische remkrachtverdeling
(EBD) ········································4-151
Waarschuwingslampje EBD ·······4-151
Noodstopsignaal (Emergency Stop
Signal (ESS)) ······························4-152
Omstandigheden voor activering
en deactivering ························4-152
Elektronisch stabiliteit controle
systeem (ESP)* ···························4-153
Indicator/waarschuwingslampje
ESP ·······································4-153
Indicator ESP OFF ···················4-153
Fenomeen dat optreedt wanneer
de ESP is geactiveerd. ··············4-154
Gedetailleerde Inhoudsopgave
0-13
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
