y Wanneer de wegmarkering plotseling ophoudt
of niet zichtbaar is op een kruising
y Er een gebied is waar het aantal rijstroken
toe- of afneemt of complex door elkaar loopt
(tolpoortjes, knooppunt/invoegpunt, etc.)
y Wanneer de breedte van de rijstrook te nauw
of te wijd is
y Als de afstand tot het voorliggende voertuig
te klein is of als het voorliggende voertuig de
wegmarkering bedekt
y Als er markeringen zoals een zebrapad of
verkeerstekens op het wegdek staan
y Bij slecht zicht door mist, zware regen,
sneeuwval, etc.
y Als de zichtbaarheid slecht is zodat de
rijstrook niet kan worden herkend
y Wanneer de belichting plotseling verandert
zoals wanneer u een tunnel inrijdt
y Wanneer er weinig licht is of de koplampen
van het voertuig niet aan staan in het donker
4-182
Starten en vertrekken
y Als u op een busbaan of naast een busbaan
rijdt
y Op een bochtige of steile hellende weg
y wanneer het voertuig aanzienlijk schudt
y Wanneer er reflecterende objecten (wit papier,
spiegel, etc.) op het dashboard liggen
y Wanneer de voorruit of het gedeelte bij de
camera lens in bevuild met stof
y Wanneer er vocht op de voorruit aanwezig
is en deze niet volledig verwijderd is
y Wanneer de temperatuur bij de camera erg
hoog is door direct zonlicht
y Wanneer er achter lichtbronnen uit dezelfde
rijrichting komen
y Wanneer zonlicht, straatverlichting, of
lichten van tegemoetkomen verkeer wordt
gereflecteerd door water op het wegdek