6.2
Ontluchten van de binneneenheid
1
Afb. 18 Binneneenheid met externe bijverwarming en cv-installatie
[Z1]
Verwarmingssysteem (zonder mengventiel)
[1]
Externe bijverwarming
[2]
Buiteneenheid
[PC0]
Circulatiepomp primair circuit
[VC1]
Afsluiters verwarmingssysteem
[VC2]
Aftapkraan
[VC3]
Afsluiters verwarmingssysteem
[VL1]
Automatische ontluchter
[GC1]
Manometer
[SC1]
Magnetische deeltjesfilterafsluiter
[VW1]
3-weg omschakelventiel
[VW2]
Vulventiel
Zie afb. 18:
1. Sluit de voedingsspanning op de buiten- en binneneenheid aan.
2. Zorg ervoor, dat de cv-pomp PC1 draait (indien geïnstalleerd).
3. Trek de PWM-connector PC0 van de cv-pomp PC0 los, zodat deze
met het maximale toerental kan werken.
4. Sluit de PWM-stekker PC0 op de warmwatercirculatiepomp aan,
wanneer de druk niet binnen 10 minuten is afgenomen.
5. Ontlucht de bijverwarming conform de handleiding.
6. Deeltjesfilter SC1 reinigen.
7. Controleer de druk op de manometer GC1 en, indien nodig, bijvullen
via het vulventiel VW2. De druk moet 0,3–0,7 bar boven de in het ex-
pansievat vastgelegde druk liggen.
8. Controleer, of de warmtepomp draait en geen alarmen worden gege-
ven.
9. Druk na een tijdje controleren en met het vulventiel VW2 bijvullen,
wanneer de druk onder de benodigde druk ligt.
10.Tevens via de andere beluchtingsventielen het cv-systeem ontluch-
ten (bijvoorbeeld radiatoren).
Compress 3400i AWS – 6721827821 (2024/11)
VL1
VC3
GC1
VW1
M
SC1
VC1
VC2
T
T
PC0
2
VW2
6.3
Bedrijfsdruk van de cv-installatie instellen
Aanwijzing op manometer
1,2 bar
Minimale vuldruk. De installatiedruk moet bij een koude in-
stallatie ca. 0,3–0,7 bar boven de voordruk van het stik-
stofkussen in het expansievat gehouden worden. De
voordruk ligt doorgaans tussen 0,7–1,0 bar.
3 bar
Maximale vuldruk bij maximale temperatuur van het cv-wa-
ter: mag niet overschreden worden (het veiligheidsventiel
Tabel 9 Bedrijfsdruk
▶ Vul tot 1,5–2 bar voor zover niet anders opgegeven.
▶ Wanneer de druk niet constant blijft, controleren of de cv-installatie
lekdicht is en de inhoud van het expansievat voldoende is voor de cv-
installatie.
6.4
Werkingscontrole
▶ Neem de installatie in bedrijf conform de handleiding van de bedie-
ningseenheid.
▶ Ontlucht de installatie conform hoofdstuk 6.2.
▶ Actieve componenten van de installatie conform de handleidingen
van de bedieningseenheid testen.
▶ Controleer of aan de startvoorwaarden voor de buiteneenheid is vol-
daan.
▶ Controleer of er een verwarmings- of warmwatervraag aanwezig is.
-of-
▶ Warm water aftappen of de stooklijn verhogen, om een vraag te gene-
reren (eventueel de instelling voor CV-bedrijf uit bij hogere buiten-
temperatuur veranderen).
▶ Controleer, of de buiteneenheid start.
▶ Waarborg, dat geen actuele alarmen aanwezig zijn (zie handleiding
van de bedieningseenheid).
-of-
In bedrijf nemen
Z1
wordt geopend).
21