Inbedrijfstelling
Controles
Inbedrijfstelling brander en regeling
Controles voor de ingebruikname
Alle olieleidingen en elektrische
installaties moeten klaar zijn vóór de
inbedrijfstelling. De volgende controles
moeten vóór de inbedrijfstelling
worden gerealiseerd:
Inspectie van de
verbrandingsgasleiding
Controleren of de condensafvoer
volgens de voorschriften
geïnstalleerd is en werkt, alsook of
de sifon met water gevuld is.
Stroomvoorziening naar de ketel
(230V/50Hz) alsook elektrische
aansluiting naar alle andere
componenten van de installatie
correct uitgevoerd
Waterdruk in het verwarmingscircuit
Circulatiepomp bedrijfsklaar
Controle van het oliepeil in de
olietank
Controle of de olieleiding correct is
geïnstalleerd en volgens de
voorschriften is ingebouwd
Controle of de olieslangen (aanvoer
en retour) niet verwisseld zijn en of
de aansluiting stevig vastgeschroefd
zijn
Alle afsluitingen in de olieleiding
openen
De volledige aanzuigleiding
(handpomp) met olie vullen
De oliepomp mag nooit droog (niet
gevuld met olie) gebruikt worden.
Daarom moet de aanzuigleiding vóór
het inschakelen met olie gevuld zijn.
De pomp wordt definitief ontlucht door
de betreffende stop op de pomp te
openen. Na een langere
bedrijfsonderbreking moet dit
eveneens gebeuren.
Instelparameter
Veiligheids-temperatuurbegrenzer (STB)
Mechanische temperatuurregelaar (Instelling op de
regulatieknop max. keteltemperatuur)
Max. ketelwatertemperatuur
Max. temperatuur glijdend verwarmingscircuit
Max. temperatuur gemengd verwarmingscircuit
Max. temperatuur tapwater
2)
1)
Hierin rekening houdend met 3° K voor mengerverhoging
2)
Hierin rekening houdend met 16° K voor ketelwaterverhoging
Ingebruikname brander
De eerste inbedrijfstelling van de
brander mag uitsluitend door een
erkende vakman worden uitgevoerd.
Daarbij wordt het gewenste
ketelvermogen ingesteld (ketel niet
overbelasten), worden verbrandings-
en emissiemetingen gedaan en wordt
de werking van de thermostaten en
veiligheidsinrichtingen gecontroleerd.
Inbedrijfstelling van de brander
uitvoeren in overeenstemming met de
instructies in de branderdocumentatie.
Ingebruikname regeling
De eerste inbedrijfstelling van de
regeling mag uitsluitend door een
erkende vakman worden uitgevoerd.
Daarbij worden de richtwaarden,
schakeltijden en
standaardprogramma's op basis van
de feitelijke behoefte ingesteld.
Inbedrijfstelling van de regeling
uitvoeren volgens de instructies in het
hoofdstuk:
"Gebruiksaanwijzing voor de erkende
vakman - Schakelpaneel LOGON B
G2Z2".
Parameter in LOGON B
-
-
2212
-
1)
-
5050
133
Opmerking
Regelingsparameters instellen op
de ketelregeling in
overeenstemming met de ELCO-
instructies.
Voorkomen dat de regelstrategie
van het regelapparaat onwerkzaam
wordt doordat de mechanische
temperatuurregelaar de brander aan
- en uitschakelt.
Daartoe de mechanische
temperatuurregelaar instellen op 90
°C.
Minimale afstand tussen de
ingestelde
uitschakelingstemperatuur van de
mechanische temperatuurregelaar
(TR), de maximale
ketelwatertemperatuur en de
maximale temperatuurvereiste
naleven (zie tabel).
Richttemperatuurwaarden van de
verwarmingscircuits zo laag
mogelijk instellen.
Verwarmingsregelaar in
overeenstemming met de vereisten
van het verwarmingssysteem
instellen. Indien de
verwarmingsinstallatie overeenstemt
met een door ELCO gedefinieerde
standaarduitvoering, de in de
standaarddocumentatie opgegeven
parameterlijst voor de
verwarmingsregelaar in acht nemen.
Fabrieksinstelling
Max. instelbaar
110 °C
90 °C
min. 5° K
80° C
85° C
85° C
82° C
55°C
65°C
NL