CONTROLELAMPJES
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.
A
1
Instrumentenpaneel A: licht op zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Druk zo
vaak als nodig op de schakelaar 1 of trek
deze zo vaak als nodig omhoog om de inten-
siteit aan te passen.
©
Het controlelampje
geeft aan dat
u meteen voorzichtig naar een merk-
dealer moet rijden. Als u dit voorschrift
negeert, loopt u het risico dat uw auto
beschadigd wordt.
1.92
(1/4)
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
Controlelampje markeringslicht
k
Controlelampje dimlicht
á
Controlelampje grootlicht
Controlelampje automatisch
grootlicht ➥ 1.112
Controlelampje mistachterlicht
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
Controlelampje slecht weer
➥ 1.112
Waarschuwingslampje storing
in adaptieve koplamp ➥ 1.112
Waarschuwingslampje
opend(e) portier(en) ➥ 1.30
Waarschuwingslampje automa-
tische parkeerrem vastgezet
➥ 2.10
Controlelampje "AUTOHOLD"-
systeem ➥ 2.14
Controlelampje storing voet-
gangersclaxon
å
Bestuurder en passagier voor
controlelampje storing airbags
➥ 1.49 ➥ 1.76
Controlelampje laag peil ruiten-
sproeiervloeistof
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
ge-