GEAVANCEERDE VEILIGHEID
Het "Veiligheid"-systeem bestaat uit:
– de actieve noodstop;
en
– noodpreventie verlaten rijstrook.
Het "Veiligheid"-systeem gebruikt informatie
van de camera1, de radar aan de voorkant 2
en, afhankelijk van de auto, radars aan de
zijkant 3.
Dit systeem biedt een extra rij-
hulpmiddel.
Het kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
2.52
(1/17)
1
2
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de frontale radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van de auto (bijv. op de voorbum-
per of het logo, enz.).
Plaats van de radars aan de zijkant 3
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
afgedekt (door vuil, modder, sneeuw enz.),
aangetast of gewijzigd (inclusief lakwerk
enz.).
Afhankelijk van de ingestelde gevoelig-
heid kan de functie "Voorkomen van het
verlaten van de rijstrook" actief zijn voor-
dat het systeem "Noodpreventie verlaten
rijstrook" in werking treedt.
3