12
Parameterdefinities
Zoals hier vastgesteld kan worden,
hangt de reiniging niet af van een
direct aangevoerde tijd, maar van
de looptijd van de brander. Vooral in
de overgangstijd of bij de tapwater-
opwarming, als de installatie enkel
bedrijfsklaar is, is het daarom ook
niet nodig de ketel te reinigen.
25 Als bv. omwille van
bouwmaatregelen een bijkomende
brandbeveiliging (bv. een
brandbeveiligingsklep) nodig is,
moet u vooraleer u het toevoer-
systeem inschakelt, wachten tot de
klep geopend is. Met deze
parameter definieert u de wachttijd
(in seconden). Het toevoersysteem
is geblokkeerd tijdens de wachttijd.
26 Potentiaalvrije uitgang, om in geval
van een storing een signaal te
activeren of, indien voorhanden,
een andere verwarmingsbron te
activeren. Stel de parameter
daarvoor van 0 in op 1.
27 Het toevoersysteem wordt in functie
van de doseervijzel door een
capacitieve sensor ingeschakeld of
geblokkeerd. Als er bijvoorbeeld
tussen het toevoersysteem en de
doseervijzel een tussentijdse
opslagruimte is, is het niet nodig om
het toevoersysteem te laten draaien
van zodra de sensor de toevoer
heeft vrijgegeven. Deze parameter
bepaalt de tijdspanne tussen de
vrijgave door de sensor en het
starten van het toevoersysteem.
28 Aan het toevoerkanaal van de
doseervijzel bevindt zich als
bijkomende veiligheid een voeler
(PT1000, zelfde type als de
ketelvoeler) die dienst doet als
temperatuurcontrole. Zo lang de
brander actief is en de doseervijzel
draait, kan er geen terugbrand
ontstaan door de voorstuwing van
materiaal.
Montage- en bedieningsvoorschrift Pelletsketel Logano SP 251 – Uitgave 12/2004
48
Als de installatie echter gedurende
langere tijd gewoon bedrijfsklaar is,
kan in ongunstige situaties (bv.
wind, geen trekregelaar, sterk
trekkende schoorsteen) de
brandstof in het toevoerkanaal
terugbranden. Als daarbij aan het
toevoerkanaal de in deze parameter
ingestelde temperatuur over-
schreden wordt, wordt de doseer-
vijzel geactiveerd en wordt de
brandstof zo uit het toevoerkanaal
naar de brander gevoerd, waar de
brandstof zonder luchttoevoer kan
uitgassen. Aangezien er zich dan
geen brandstof meer bevindt in het
toevoerkanaal, is het gevaar voor
terugbrand geweken.
Opgelet: deze veiligheid werkt enkel als
de installatie is ingeschakeld en noch
de STB, noch het motorbeveiligings-
contact de schakeluitgangen heeft
onderbroken.
Als de veiligheid het toevoerkanaal
heeft leeggemaakt omwille van een
temperatuuroverschrijding, moet
gecontroleerd worden of de voeler
niet beschadigd werd (ook als er
geen voelerbreuk wordt aange-
geven). Vervolgens moet het
toevoerkanaal net als bij de eerste
inbedrijfstelling opnieuw met
brandstof gevuld worden.
29 Aan de hand van deze parameter
wordt het max. aantal
ontstekingspogingen ingesteld
(gewoonlijk ~ 9). Deze waarde,
vermenigvuldigd met de waarde
van parameter 9 geeft de max. tijd
binnen dewelke de ontstekings-
pogingen succesvol moeten
verlopen.
Voorbeeld:
Parameter 29 = 9
Pararmeter 6 = 2
Max. tijdframe = 9 x 2 (min.) =
18 minuten voor elke
ontstekingspoging
Wijzigingen op basis van technische verbeteringen voorbehouden!