Inhoudsopgave
Advertenties
Algemene informatie voor de installateur
Transport en opslag
De F1330 moet rechtopstaand en droog getransporteerd
en opgeslagen worden.
Installatie
De FIGTER 1330 moet op een stevige ondergrond worden
geplaatst, bij voorkeur een betonnen vloer of een beton-
nen fundering in een aparte technische ruimte. Probeer
hem niet in de nabijheid van een geluidsgevoelige ruimte
te plaatsen, opstelling in de garage of technische ruimte
op de begane grond verdient de voorkeur. In de ruimte
waar de eenheid wordt geplaatst, moet op elke muur die
aan een slaapkamer grenst geluidsisolatie worden aange-
bracht.
Master / Slave
Het is mogelijk om meerdere onderling verbonden F1330-
warmtepompen te laten samenwerken. Dit doet u door
één warmtepomp als de Master te selecteren en de an-
dere als Slaves. Verwarmingsunits zoals een CV-ketel
worden op de Master-eenheid aangesloten. Iedere Slave
krijgt een uniek adres voor communicatie met de Master-
eenheid. Zie het hoofdstuk Beschrijving van functies -
Inbedrijfstelling > Master/Slave.
Externe regeling (bijv. GBS)
De F1330 kan in zekere mate worden geregeld met be-
hulp van een externe regelaar (GBS). Zie het hoofdstuk
Beschrijving van functies – Externe regeling.
Externe communicatie (RCU)
De NIBE RCU communicatie-eenheid maakt het mogelijk
om de F1330 te bedienen en te bewaken met een com-
puter of een principieel systeem (SCADA-systeem) die het
ModbusTCP-protocol kan lezen in een lokaal netwerk of
via internet.
De geïntegreerde GSM-module maakt ook bediening en
bewaking mogelijk door het versturen van tekstberichten
vanaf een mobiele telefoon. In geval van een alarm kan de
RCU een sms of e-mail versturen naar de geprogrammeer-
de ontvanger. Om de GSM-functie in de RCU te activeren,
moet de communicatiemodule zijn voorzien van een geldig
GSM-abonnement. Dit kan bijvoorbeeld een prepaidkaart
zijn of een speciaal telematica-abonnement.
Er kunnen twee onafhankelijke schakelfuncties op de RCU
worden aangesloten om externe voorvallen zoals een be-
wegend alarm of het uitvallen van de beveiliging te detec-
teren.
Algemene informatie voor de installateur
Richtwaarde
Type
bodem collector*
22
3 x 350 - 4 x 400 m
30
3 x 450 - 4 x 450 m
40
4 x 500 - 6 x 500 m
60
6 x 450 - 8 x 450 m
* (vochtige zandgrond, 2000 uren)
De juiste lengte van de bodemcollectoren is afhankelijk
van de bodemgesteldheid en de hoeveelheid te onttrek-
ken warmte. Bij een groot aantal draaiuren van de warm-
tepomp moet de bodemcollector groter worden. De juiste
lengte dient in overleg met een gespecialiseerd boorbedrijf
bepaald te worden.
De maximale lengte voor iedere horizontale lus bedraagt
500 meter.
Normaal gesproken wordt een PEM-slang 40 x 2,4 PN 6,3
gebruikt.
De lengte van de collectorslang varieert en is afhankelijk
van de eigenschappen van bodem en het verwarmingssys-
teem, bijvoorbeeld radiatoren of vloerverwarming.
Bodemcollectoren worden vaak parallel geschakeld om
voldoende brine te kunnen rondpompen.
Horizontale bodemcollectoren dienen op een diepte van
1,5 á 2 meter worden aangebracht en de afstand tussen
de slangen dient minstens 1 - 2 meter zijn.
Verticale bodemcollectoren dienen minimaal 10 meter van
elkaar te zitten.
Inspectie van de installatie
Verwarmingsinstallaties moeten overeenkomstig de toe-
passelijke regelgeving worden geïnspecteerd voordat zij
in gebruik worden genomen. De inspectie moet worden
uitgevoerd door een bevoegd persoon. Het bovenstaande
geldt voor gesloten verwarmingssystemen. Wanneer de
warmtepomp wordt vervangen, moet de installatie op-
nieuw worden geïnspecteerd.
LET OP!
De voeler- en communicatiekabels mogen
niet dicht langs de stroomvoerende kabels
Dit geldt voor alle externe voelers en alle
Als er voor de buitenvoeler een mantelbuis
wordt gebruikt, moet deze worden afge-
dicht om condensatie in de behuizing van
de buitenvoeler te voorkomen.
NIBE F1330
Installation / Injustering
Verticale
Horizontale
bodem collector*
2 x 180 - 3 x 180 m
3 x 150 - 5 x 150 m
4 x 170 - 5 x 200 m
6 x 150 - 8 x 180 m
lopen.
communicatiekabels.
9
Advertenties
Inhoudsopgave
