Inhoudsopgave
Advertenties
Inbedrijfstelling van meerdere F1330-
warmtepompen in een systeem
1. De F1330 wordt geleverd als de Master. Meerdere
warmtepompen in het systeem moeten worden ge-
configureerd als unieke slaves. Dit doet u volgens de
instructies zoals omschreven in de Beschrijving van
Functies – Inbedrijfstelling > Master/Slave. Het is bij het
configureren belangrijk dat de juiste volgorde voor alle
warmtepompen wordt aangehouden.
2. Start alle warmtepompen door de hoofdschakelaar
(8) naar stand 1 te draaien. Op de slaves knippert dan
'connecting' terwijl de Master in de screensaver-stand
staat.
3. Schakel de screensaver op de Master uit door de knop
helemaal linksonder en de enter-knop gedurende
8 seconden ingedrukt te houden. (Zie het hoofd-
stuk Beschrijving van functies – Inbedrijfstelling >
Screensaver.)
4. Zet de Master in de Servicestand in menu 8.1.1 (zie
het voorbeeld in Bediening > Wijziging van parame-
ters).
5. Stel de bedrijfsmodus van iedere aangesloten warm-
tepomp in, d.w.z. welke warmtepompen er warmtap-
water en/of warmte moeten produceren.. Dit doet u in
menu 0.2.1 (zie het hoofdstuk Beschrijving van func-
ties – Inbedrijfstelling > Selectie van bedrijfsmodus).
Zolang Uit is geselecteerd als bedrijfstype vindt er geen
communicatie plaats met de Slave. Zodra het bedrijfs-
type echter wordt veranderd in iets anders dan Uit, zal
'connecting' niet meer knipperen op de display van de
Slave en gaat deze in de screensaver-stand.
6. Controleer of alle aangesloten warmtepompen
het juiste Slave-nummer op de display weergeven.
Controleer als dat niet het geval is of alle communi-
catiekabels correct zijn aangesloten en schakel alle
warmtepompen uit. Herstart nu de Slaves en ver-
volgens de Master. Als het verkeerde Slave-nummer
wordt weergegeven of als 'connecting' blijft knippe-
ren op een display, begint u opnieuw met de Master/
Slave-instellingen in punt 1.
7. Ga verder met de instellingen voor de inbedrijfstel-
ling met behulp van Beschrijving van functies –
Basisfuncties. Sluit de gewenste installatie opties aan
en configureer deze.
Beschrijving van functies - Inbedrijfstelling
Selectie van bedrijfstype
Het bedrijfstype moet voor iedere aangesloten F1330
worden ingesteld. Dit doet u in de submenu's van 0.2.0. U
kunt kiezen uit:
Uit: Compressormodules A en B zijn niet in gebruik. Geen
communicatie met de warmtepomp.
Warmte: Compressormodules A en B leveren alleen
warmte voor CV gebruik. Geen wisselventiel nodig.
Warmtapwater Compressormodules A en B leveren al-
leen warmtapwater. Geen wisselventiel nodig.
CV-combi: Compressormodule B levert zowel warmtap-
water als warmte via het wisselventiel, terwijl compressor-
module A altijd CV-warmte levert. Het wisselventiel moet
op de aanvoerleiding van compressor B zijn geïnstalleerd.
Parallel: Compressormodules A en B leveren zowel warm-
tapwater als CV-warmte via het wisselventiel. Het wissel-
ventiel moet zijn aangesloten op de gezamenlijke aanvoer-
leiding voor compressoren A en B.
Externe regeling: Start- en stopsignaal vanuit externe
regel-apparatuur. Het wisselventiel kan zijn aangesloten,
maar kan niet worden gestuurd door de F1330.
Screensaver
In de screensaver-stand kunt u naast eventuele alarms
ook de aanvoertemperaturen zien die momenteel door de
compressoren (VBFA en VBFB) worden gegeven en of de
warmtepomp een Master of een Slave is. De screensa-
ver wordt uitgeschakeld door de enter-knop en de
knop linksonder ongeveer 8 seconden ingedrukt te
houden. Vervolgens wordt menu 1.0 weergegeven. De
screensaver activeert automatisch 30 minuten nadat de
laatste knop is ingedrukt en bij het starten van de warm-
tepomp.
Voorbeeld:
5 4 , 1 5 5 , 7 ° C
S l a v e 3
NIBE F1330
Installeren / aanpassen
H P - A L A R M
optie
S l a v e 3
19
Advertenties
Inhoudsopgave
