Leidingaansluiting
Algemeen
Leidingen moeten volgens de geldende normen en richtlij-
nen worden aangesloten. De F1330 werkt tot een retour-
temperatuur van ca. 58 °C en een uitgaande temperatuur
vanuit de warmtepomp van ca. 65 °C. Als de F1330 niet
is voorzien van afsluiters, dienen deze afsluiters buiten de
warmtepomp te worden gemonteerd om toekomstige ser-
vicewerkzaamheden te vereenvoudigen.
Leidingaansluiting (CV-systeem)
Leidingen worden aangesloten aan de achterzijde van de
warmtepomp. De vereiste veiligheidsuitrusting, afsluiters
(zo dicht mogelijk bij de warmtepomp monteren) plus het
vuilfilter en de bijgeleverde flexibele slangen in de retour-
leiding (voor circulatie pomp) moeten zijn gemonteerd.
Bij aansluiting op een systeem met thermostaatventielen
op alle radiatoren/elementen moet er een minimale door-
stroming worden gegarandeerd of moet er een aantal
thermostaatventielen worden verwijderd om voldoende
doorstroming te waarborgen.
De WP is ontworpen om warmtapwaterproductie met één
of twee warmtepompmodules mogelijk te maken.
Leidingaansluiting (bronsysteem)
Bij de bepaling van de bodemcollectoren moet rekening
worden gehouden met de geografische locatie, soort bo-
demopbouw en de dekkinggraad van de warmtepomp.
Tijdens het leggen van de horizontale collectorslang moet
ervoor worden gezorgd dat deze voortdurend omhoog
loopt naar de warmtepomp. Hierdoor worden luchtbel-
len in het systeem voorkomen. Indien dit niet mogelijk is,
moeten hooggelegen punten van ontluchtingsmogelijkhe-
den worden voorzien.
Alle bronleidingen in verwarmde ruimtes moeten tegen
condensatie dampdicht worden geïsoleerd.
Indien de temperatuur van het bronsysteem tot onder
het vriespunt kan dalen, moet het water tegen bevriezing
worden beveiligd tot -15 °C. Een goede richtwaarde voor
het berekenen van het volume is een liter voorgemengd
koelmedium (monopropyleen glycol) per meter collector-
slang (bij gebruik van PEM-slang 40 x 2,4 PN 6,3).
Het bronsysteem moet worden voorzien van een etiket
waarop het gebruikte type antivries staat vermeld.
Afsluiters en ontluchters moeten zo dicht mogelijk bij de
warmtepomp worden gemonteerd. Monteer een vuilfilter
op de ingaande leiding naar de WP.
Bij een open grondwatersysteem moet er, met het oog op
verontreiniging en bevriezingsgevaar in de verdamper, een
tussenliggend en tegen bevriezing beveiligd circuit worden
geïnstalleerd. Hiervoor is een extra warmtewisselaar nodig.
LET OP!
Voordat de warmtepomp wordt aangeslo-
ten, moet het leidingsysteem worden door-
gespoeld om te voorkomen dat compo-
nenten beschadigd of verstopt raken door
verontreinigingen. Dit geldt voor zowel de
warme als de koude zijde.
LET OP!
Het is met het oog op interne voelers niet
toegestaan om rechtstreeks op de leidingen
van de warmtepomp te solderen.
Externe bronpomp aansluiten (uitsluitend 60
kW)
De bijgeleverde externe bronpomp voor de F1330 -60kW
wordt extern aangesloten buiten de warmtepomp op de
inkomende aansluiting (4) (zie de bovenstaande afbeel-
ding).
P
EXP
AV
BK / JK
AV
Afsluiter
BK
Bodemcollector
EXP
Niveaureservoir (expansievat)
JK
Bodemcollector
KB-in
Bronsysteem naar intrede WP
KB-out
Bronsysteem naar bodem
KBP
Circulatiepomp bronsysteem
SF
Vuilfilter
* De ciriculatiepomp van het bronsysteem voor 60 kW wordt geleverd
en wordt extern aan de buitenkant van de warmtepomp geïnstal-
leerd.
NIBE F1330
Installeren / aanpassen
Leidingaansluiting
KBut
KB-out
KB-in
SF
KBP
A B
A B
I II
5 0 . 0 ° C
V a r m v a t t e n t e m p e r a t u r
1.0
P
13.43
KB-out
B
KBut
KBP*
A
KB-in
SF
B
A
VVF
VBFB
VBP-B
VVR
VBRA/VBRB
VBFA
VBP-A
11