Maatregelen bij bedrijfsstoringen
In geval van onjuiste werking van de warmtepomp of in geval van een bedrijfsstoring moeten allereerst onderstaande
Lage ruimtetemperatuur
Oorzaak:
Compressor en/of elektrisch verwarmingsele-
ment werken niet.
Åtgärd:
Controleer en vervang evt. defecte groep- en
hoofdzekeringen.
Oorzaak:
De compressor werkt niet vanwege een te
laag ingestelde waarde voor de stooklijn.
Maatregel: Controleer en verhoog eventueel de
Verschuiving stooklijn (draaiknop op voor-
paneel) of Stooklijn (zie het hoofdstuk
Ruimtetemperatuur).
Oorzaak:
De compressor draait niet vanwege een geac-
tiveerde interne max. temperatuurbeveiliging.
Maatregel: Na enkele uren afkoelen zal een automatische
reset plaatsvinden.
Oorzaak:
Mogelijk is de aardlekschakelaar uitgevallen.
Maatregel: Reset de aardlekschakelaar. Indien de aard-
lekschakelaar herhaaldelijk de stroom onder-
breekt, moet u een elektrotechnisch installa-
teur raadplegen.
Hoge ruimtetemperatuur
Oorzaak:
Onjuiste instelling van de Stooklijn en/of
Verschuiving stooklijn.
Maatregel: Instelling aanpassen. Zie ook hoofdstuk
Ruimtetemperatuur.
Lage temperatuur of geen warmtapwater
Oorzaak:
Grote hoeveelheid warmtapwater afgenomen.
Maatregel: Wacht tot het warmtapwaterreservoir weer op
temperatuur is gekomen.
Oorzaak:
Compressor en/of elektrisch verwarmingsele-
ment werken niet.
Maatregel: Controleer en vervang evt. defecte groep- en
hoofdzekeringen.
Oorzaak:
Te lage instelling starttemperatuur in de rege-
ling (34).
Maatregel: Pas de warmtapwaterinstelling aan, zie
het hoofdstuk Beschrijving van functies -
Basisfuncties > Warmtapwaterproductie.
Oorzaak:
Mogelijk is de aardlekschakelaar uitgevallen.
Maatregel: Reset de aardlekschakelaar. Als de aardlek-
schakelaar blijft uitvallen, dient u contact op te
nemen met een elektrotechnisch installateur.
punten worden gecontroleerd:
LET OP!
Aangezien de F1330 kan worden aangeslo-
ten op een groot aantal externe eenheden,
moeten ook deze worden gecontroleerd.
Reservestand
Als de schakelaar (8) in de stand "
worden de uitgangen voor de externe circulatiepompen
voor het CV-systeem (VBP3 en VBP4), de interne circulatie-
pomp voor het CV-systeem (VBP-A) en de bijverwarmings-
uitgangen (ETS/OP) plus, als Uitbreidingskaart 11 is aange-
sloten, bijverwarmingsuitgang ETS-6 geactiveerd.
De regeling vanuit de warmtepomp stopt volledig, wat
betekent dat bij aansluiting van de ketel en de shunt (SV-P)
handmatig moet worden geregeld.
Bij aansluiting van een externe elektrische bijverwarming
moet een thermostaat worden aangesloten op het regel-
circuit. Deze thermostaat moet worden ingesteld op ca.
10 °C boven de maximaal aanvoertemperatuur (menu 2.4)
om bij normaal bedrijf geen gevolgen te hebben. In de
reservestand kan de uitschakelwaarde van de thermostaat
echter indien nodig worden verlaagd.
Let op: in de reservestand wordt geen warmtapwater aan-
gemaakt.
NIBE F1330
Maatregelen bij bedrijfsstoringen
" wordt gezet,
Diversen
77