Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Inbedrijfstelling Van Een F1330 - Nibe F1330 Installatie- En Onderhoudsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

Installeren / aanpassen
Beschrijving van functies - Inbedrijfstelling
10. Wijzig in menu 0.2.1 het bedrijfstype van de warmte-
pomp naar Externe regeling.
11. Als de systemen goed ontlucht zijn verwijder dan de
doorverbinding voor compressor A (KPRAA).
12. Compressor A start. Let op: er kan voor het starten
sprake zijn van een vertraging van enkele minuten.
Controleer zodra de compressor draait, de oververhit-
tingstemperatuur in menu 5.25. Als de temperatuur la-
ger wordt dan 0 °C schakel dan direct de warmtepomp
uit en ontlucht de bron/bodemcollector opnieuw.
13. Controleer het temperatuurverschil in het CV-systeem
in menu 5.2.1. Het temperatuurverschil is 5 tot 10 °C.
14. Controleer het temperatuurverschil in het bronsysteem
(bodemcollector) in menu 5.2.2. Het nominale tempe-
ratuurverschil mag 2 tot 5°C bedragen. bij een open
bron mag de minimale temperatuur +5°C zijn. Deze
temperatuurbegrenzing instellen in menu 5.4.2.
15. Sluit de doorverbinding voor compressor A (KPRAA)
weer zodat de compressor uitschakelt.
16. Controleer op gelijke wijze compressor B door de door-
verbinding KPRAB te verwijderen.
17. Compressor B start. Let op: er kan voor het starten
sprake zijn van een vertraging van enkele minuten. Zie
menu 0.1.2 voor de tijd voor het starten.
18. Controleer het temperatuurverschil in het CV-systeem
in menu 5.3.1. Het temperatuurverschil mag 5 tot 10°C
bedragen.
19. Controleer het temperatuurverschil in het bronsysteem
in menu 5.3.2. Het temperatuurverschil mag 2 tot 5 °C
bedragen. Bij open bron mag de minimale temperatuur
+ 5°C zijn. Deze temperatuurbegrenzing inmenu 5.4.2
instellen.
20. Sluit de doorverbinding voor compressor B (KPRAB)
weer zodat compressor B uitschakelt.
21. Reset alle instellingen door in menu 5.4.10 te kiezen
voor Uitgebreid. Let op: de instelling wordt teruggezet
naar Uit als de warmtepomp de fabrieksinstelling heeft
gerealiseerd.
22. Zet de hoofdschakelaar (8) in stand "0".
23. Verwijder de beide doorverbindingen (KPRAA en
KPRAB).
Als alle warmtepompen deze inspectie hebben door-
lopen, gaat u verder met "Beschrijving van functies"
- "Inbedrijfstelling" > "Inbedrijfstelling van een F1330"
of, als er meerdere F1330-warmtepompen zijn aange-
sloten, "Beschrijving van functies" - "Inbedrijfstelling" >
"Inbedrijfstelling van meerdere F1330-warmtepompen in
een systeem"
Raadpleeg bij problemen met opstarten de sectie
"Storingen verhelpen" aan het eind van het boekje.
18

Inbedrijfstelling van een F1330

1. Start de warmtepomp door de hoofdschakelaar (8)
naar stand 1 te draaien. De display gaat nu in de
screensaver-stand en de tekst Master wordt weergege-
ven op de onderste regel van de display.
Indien alleen "Connecting" knippert dan is de warmte-
pomp als "Slave" ingesteld. Stel in dat geval de een-
heid als Master in volgens de instructies in Beschrijving
van functies – Inbedrijfstelling > Master/Slave.
2. Schakel de screensaver uit door de knop helemaal
linksonder en de enter-knop gedurende 8 seconden in-
gedrukt te houden. (Zie het hoofdstuk Beschrijving van
functies – Inbedrijfstelling > Screensaver.)
3. Instellen in de Servicestand in menu 8.1.1 (zie het voor-
beeld in Bediening > Wijziging van parameters).
4. Stel het bedrijfstype van de warmtepomp in, d.w.z. of
de warmtepomp CV-verwarming, en/of warmtapwater
en/of warmte moet produceren. Dit doet u in menu
0.2.1 (zie het hoofdstuk Beschrijving van functies –
Inbedrijfstelling > Selectie van bedrijfstype).
5. Ga verder met het instellen van de functies voor de
opstartprocedure met behulp van Beschrijving van
functies – Basisfuncties. Sluit de de gewenste installatie
uitbreidingsmogelijkheden aan en configureer deze.
NIBE F1330

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave