WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING
gereset met een bandenspanning
(referentiewaarden) 334.
Resetten moet altijd gebeuren na
controle van de bandenspanning in
de vier banden als deze koud zijn.
In de volgende situaties bestaat het
3
risico dat het systeem te traag of niet
correct werkt:
– systeem niet gereset na het
oppompen van de banden of na elke
andere verrichting aan de wielen
– Onjuiste reset van systeem: andere
bandenspanning dan de aanbevolen
spanning;
– aanzienlijke wijziging van de
belading of verdeling van de belading
aan één kant van de auto
– sportief rijden en aanzienlijk
versnellen
– rijden op een besneeuwd of glad
wegdek
– rijden met sneeuwkettingen
– monteren van maar één nieuwe
band
– gebruik van banden die niet door de
merkdealer goedgekeurd zijn
1 9 8 - R i j d e n
De bandenspanning moet
worden gecontroleerd
voordat de resetprocedure
wordt gestart. Het systeem geeft
geen waarschuwing als de druk
niet overeenkomt met de
aanbevolen druk.
Een plotseling verlies van
bandenspanning (klapband
enz.) wordt mogelijk niet
direct door het systeem
opgemerkt.
Procedure voor het resetten
van de referentiewaarde van de
bandenspanning
Deze gebeurt:
– na elke keer opnieuw op spanning
brengen of resetten van de
bandenspanning;
– na het verwisselen van een wiel;
– na het wisselen van de wielen.
De bandenspanning moet afgestemd
zijn op het huidige gebruik van de auto
(onbelast, belast, rijden op de
autosnelweg...). Houd u aan de
bandenspanning (inclusief die van het
reservewiel). Controleer minstens één
keer per maand en vóór een lange rit
de bandenspanning (raadpleeg de
sticker op de zijkant van het
bestuurdersportier 334).
Resetprocedure
Auto's zonder een
multimediascherm
Contact aan, auto staat stil:
– druk bij auto's die zijn uitgerust met
een instrumentenpaneel van het type
A of B 110 op de schakelaar 3 zo
vaak als nodig is om naar de wereld
"Voertuig" te gaan;
– druk kort op schakelaar 4 of 5 om
naar de pagina "Bandendruk init. lang
drukken" 7 te gaan;