STORINGEN
U schakelt de startmotor in
De controlelampjes op het
instrumentenpaneel gaan zwakker of niet
branden, de startmotor draait niet.
De motor wil niet starten.
Met stilstaande auto, koude motor, is het
stationair toerental hoog.
De motor weigert te stoppen.
De stuurkolom blijft vergrendeld.
MOGELIJKE OORZAKEN
Accuklemmen niet goed vastgezet,
los of geoxideerd.
Accu ontladen of defect.
Circuit defect.
De voorwaarden voor het starten
zijn niet vervuld.
De kaart werkt niet.
Bij een benzinemotor is dit is
meestal geen storing. Het kan
worden veroorzaakt door de
stijgende temperatuur van de
motor.
Card niet gedetecteerd
Elektronische storing.
Stuurwiel geblokkeerd.
WAT TE DOEN
Vastzetten, aansluiten of reinigen indien
geoxideerd.
Sluit een andere batterij aan op de defecte
batterij of vervang de batterij 349 indien
nodig.
Duw de auto niet aan als de stuurkolom is
vergrendeld.
Ga naar een merkdealer.
162 of 165.
Plaats de kaart in de hiervoor bestemde
uitsparing in de middenconsole.
162 of 165.
Het stationair toerental van de motor moet na
ongeveer een minuut zakken. Zo niet dan is
er mogelijk een andere oorzaak. Roep de
hulp in van een merkdealer.
Plaats de kaart in de hiervoor bestemde
uitsparing in de middenconsole.
Druk lang op de startknop.
Druk 3 keer snel op de startknop of houd
deze ingedrukt.
Beweeg het stuurwiel terwijl u de startknop
van de motor indrukt (of, afhankelijk van de
auto, de contactsleutel gebruikt) 162.
P r a k t i s c h e t i p s - 3 6 9
6