EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Beperkingen voor de werking van het systeem
– Elke keer dat de auto wordt gestart, voert het systeem een kalibratie uit overeenkomstig de omgeving van de
auto en kan het ongeveer twee tot vijf minuten worden uitgeschakeld.
– Voor voertuigen die in tegengestelde richting rijden wordt geen waarschuwing afgegeven en treedt het systeem niet in
3
werking.
– De camera moet schoon blijven en mag niet worden gemanipuleerd, om de goede werking van het systeem te
waarborgen.
– Het systeem reageert minder efficiënt op kleine voertuigen, zoals motoren of fietsen, dan op andere voertuigen.
– Het systeem werkt mogelijk niet goed bij een glad wegdek (regen, sneeuw, ijzel enz.);
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit indien:
– de camerazone is beschadigd (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
– de auto wordt gesleept (bij pech);
– De voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit; laat deze vervangen door
een merkdealer);
– U rijdt niet op een geasfalteerde weg.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een erkende dealer.
Onderbreking van de functie
U kunt het actief noodremmen op elk moment onderbreken door kort het gaspedaal in te drukken of aan het stuur te
draaien om uit te wijken.
2 3 2 - R i j d e n