toerentalregeling
n2MN
Minimumtoerental
Instelbereik: 30 ... 100 %
Stapgrootte: 5 %
Fabrieksinstelling: 30 %
Met het instelkanaal n2MN kan aan uitgang R2 een relatief minimumtoerental
worden toegewezen.
Aanwijzing:
Als niet-toerentalgeregelde verbruikers (bv. ventielen) worden aangesloten,
moet de waarde n2MN worden ingesteld op 100 % om de toerentalrege-
ling te deactiveren.
Maximumtemperatuurlimiet
MX3E
Maximumtemperatuurlimiet
Instelbereik:
0.0 ... 95.0 °C [30.0 ... 200.0 °F]
Stapgrootte: 0.5 °C [1.0 °F]
Fabrieksinstelling: 60.0 °C [140.0 °F]
Voor de warmte-uitwisseling kunnen de minimum- en maximumtemperatuurlimieten
worden ingesteld.
Referentiesensor voor de maximumtemperatuurlimiet is sensor 4.
Door de maximumtemperatuurlimiet kan een maximumtemperatuur voor de refe-
rentiesensor worden ingesteld, bv. voor het verlagen van het verbrandingsrisico in
de boiler. Als MX3E wordt overschreden, schakelt relais 2 uit tot de temperatuur
bij sensor 4 onder MX3A daalt.
MX3A
Maximumtemperatuurlimiet
Instelbereik:
0.0 ... 95.0 °C [30.0 ... 200.0 °F]
Stapgrootte: 0.5 °C [1.0 °F]
Fabrieksinstelling: 58.0 °C [136.0 °F]
Minimumtemperatuurlimiet
Referentiesensor voor de minimumtemperatuurlimiet is sensor 3.
Door de minimumtemperatuurlimiet kan een minimumtemperatuur worden
ingesteld voor de warmtebron in installatie 2. Daalt de temperatuur bij sensor 3
onder MN3E, dan schakelt relais 2 uit tot de temperatuur bij sensor 3 MN3A
weer overschrijdt.
MN3E
Minimumtemperatuurlimiet
Instelbereik:
0.0 ... 90.0 °C [30.0 ... 190.0 °F]
Stapgrootte: 0.5 °C [1.0 °F]
Fabrieksinstelling (alleen als ANL = 2):
5.0 °C [40.0 °F]
Zowel het inschakel- als ook het uitschakeltemperatuurverschil Dt3E en Dt3A
gelden voor de maximum- en minimumtemperatuurlimiet.
MN3A
Minimumtemperatuurlimiet
Instelbereik:
0.0 ... 90.0 °C [30.0 ... 190.0 °F]
Stapgrootte: 0.5 °C [1.0 °F]
Fabrieksinstelling (alleen als ANL = 2):
10.0 °C [50.0 °F]
13