Installatie 6
Der regelaar berekent het temperatuurverschil tussen collectorsensor S1 en de
boilersensoren S2 en S3. Als het verschil groter is dan of gelijk is aan de telkens
ingestelde inschakeltemperatuurverschillen (DT1E / DT2E), worden één of beide
zonnepompen door relais 1 en / of relais 2 geactiveerd en de betreffende boiler
wordt geladen tot het uitschakeltemperatuurverschil (DT1A / DT2A) of de maxi-
S1
R1
R2
22
VBus
9 10
S4
Boiler 2
Boiler 1
S2
mumtemperatuur van de boiler (S1MX / S2MX) is bereikt. De voorrangslogica laadt,
indien mogelijk, eerst de in PRIO geselecteerde voorrangsboiler. Bij de instelling
PRIO = 0 worden beide boilers gelijk geladen.
Sensor S4 kan optioneel voor meetdoeleinden worden aangesloten of worden
gebruikt als referentiesensor voor de optie nooduitschakeling boiler (OSNO).
S3