optie nooduitschakeling boiler
oSNo
Instelbereik: ON, OFF
Fabrieksinstelling: OFF
Deze optie dient om de interne nooduitschakeling van de boiler ook voor een
boilersensor bovenaan te activeren. Als de temperatuur bij de referentiesensor
95 °C overschrijdt, wordt boiler 1 geblokkeerd en stopt de lading tot de tempera-
tuur onder 90 °C daalt.
Aanwijzing:
De referentiesensor in installatie 1, 2, 3, 8, 9 en 10 is sensor S3 en in
installatie 6 en 7 is dit sensor S4. In installatie 4 en 5 staat de optie niet
ter beschikking.
temperatuurlimiet collector / Nooduitschakeling collector
Not / Not1 / Not2:
Temperatuurlimiet collector
Instelbereik: 80 ... 200 °C [170 ... 390 °F]
Fabrieksinstelling: 130 °C [270 °F]
Als de ingestelde temperatuurlimiet voor de nooduitschakeling van de collector
(Not / Not1 / Not2) wordt overschreden, schakelt de regelaar de zonnepomp
(R1 / R2) uit om de installatie tegen oververhitting te beschermen. Een hysterese
van 10 K [20 °Ra] is voor de temperatuurlimiet van de collector vastgelegd. Bij
overschrijding van de temperatuurlimiet van de collector wordt op het display
(knipperend) weergegeven.
Aanwijzing:
Als de drainback-optie oDB is geactiveerd, wordt het instelbereik van
Not beperkt tot 80 ... 120°C [170 ... 250 °F]. De fabrieksinstelling is in
dat geval 95 °C [200 °F].
Koelfuncties
Onderstaand worden de 3 koelfuncties – collectorkoeling, systeemkoeling en
boilerkoeling – nader beschreven. De volgende aanwijzingen gelden voor alle 3
koelfuncties:
Aanwijzing:
De koelfuncties worden niet actief, zolang een zonnelading mogelijk is.
Aanwijzing:
In 2-Boiler-systemen werken de koelfuncties alleen voor boiler 1 resp.
voor het onderste gedeelte van de boiler (in ANL = 4).
Collectorkoelfunctie
oKK / oKK1 / oKK2:
Optie collectorkoeling
Instelbereik: OFF / ON
Fabrieksinstelling: OFF
Als de collectorkoelfunctie is geactiveerd, probeert de regelaar om de collector op
bedrijfstemperatuur te houden.
Als de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler wordt bereikt, wordt de
zonnelading gestopt. Als de collectortemperatuur naar de ingestelde maximumtem-
peratuur van de collector stijgt, wordt de zonnepomp geactiveerd tot de collector-
temperatuur met tenminste 5 K [10 °Ra] onder de maximumtemperatuur van de
collector is gedaald. De boilertemperatuur kan daarbij boven de maximumtempera-
tuur van de uitstijgen, echter alleen tot aan 95 °C [200 °F] (nooduitschakeling boiler).
Als de collectorkoelfunctie actief is, worden op het display ⓵ en ☼ (knipperend)
weergegeven.
Aanwijzing:
Deze functie is alleen beschikbaar als de systeemkoelfunctie (oSYK) is
gedeactiveerd.
KMX / KMX1 / KMX2:
Max. temperatuur collector
Instelbereik:
70 ... 160 °C [150 ... 320 °F]
Fabrieksinstelling: 110 °C [230 °F]
43