Installatie 8
De regelaar berekent het temperatuurverschil tussen collectorsensor S1 en boi-
lersensor S2. Als het verschil groter is dan of gelijk is aan het ingestelde inschakeltem-
peratuurverschil (DT E), wordt de zonnepomp door relais 1 geactiveerd en de boiler
geladen tot het uitschakeltemperatuurverschil (DT A) of de maximumtemperatuur
van de boiler (S MX) is bereikt.
R1
26
S1
Een vaste brandstofketel wordt door relais 2 aangestuurd als het temperatuur-
verschil tussen de sensoren S4 en S3 groter is dan of gelijk is aan het ingestelde
inschakeltemperatuurverschil (DT3E) tot de ingestelde minimum- (MN3E) en
maximumtemperatuurdrempels (MX3E) voor de vaste brandstofketel en de boiler
zijn bereikt. S3 kan optioneel ook worden gebruikt als referentiesensor voor de
optie nooduitschakeling boiler (OSNO).
VBus
9 10
S3
R2
S2
S4