toerentalregeling
Dt S / Dt1S / Dt2S / Dt3S:
Ingesteld temperatuurverschil
Instelbereikh: 1.5 ... 30.0 K [3.0 ... 60.0 °Ra]
Fabrieksinstelling: 10.0 K [20.0 °Ra]
Aanwijzing:
Voor de toerentalregeling moet de bedrijfsmodus van het betreffende relais
op auto worden gezet (instelkanaal HND1 / HND2)
Als het inschakeltemperatuurverschil is bereikt, wordt de pomp 10 seconden lang
met maximaal toerental geactiveerd. Daarna wordt het toerental verlaagd naar het
ingestelde minimumtoerental (fabrieksinstelling = 30 %).
Als het temperatuurverschil het ingestelde temperatuurverschil bereikt, wordt het
toerental met een trap (10 %) verhoogd. Als het verschil met de ingestelde verho-
gingswaarde ANS stijgt, wordt het toerental telkens met nog eens 10 % verhoogd
tot het maximumtoerental van 100 % is bereikt.
Aanwijzing:
Het ingestelde temperatuurverschil moet tenminste 0.5 K [1 °Ra] hoger
liggen dan het inschakeltemperatuurverschil.
Minimumtoerental
nMN, n1MN, n2MN:
Toerentalregeling
Instelbereik: 30 ... 100 %
Fabrieksinstelling: 30 %
nMN, n1MN, als ODB is geactiveerd: 50 %
In de kanalen nMN, n1MN en n2MN kan aan de relaisuitgangen R1 en R2 een
relatief minimumtoerental voor aangesloten pompen worden toegewezen.
42
ANS / ANS1 / ANS2 / ANS3:
Stijging
Instelbereik: 1 ... 20 K [2 ... 40 °Ra]
Fabrieksinstelling: 2 K [4 °Ra]
Aanwijzing:
Als niet-toerentalgeregelde verbruikers (bv. ventielen) worden aange-
sloten, moet het minimale toerental voor het betreffende relais worden
ingesteld op 100.
Maximumtemperatuur boiler
S MX / S1MX / S2MX:
Max. temperatuur boiler
Instelbereik: 4 ... 95 °C [40 ... 200 °F]
ANL 10: 4 ... 90 °C [40 ... 190 °F]
Fabrieksinstelling: 60 °C [140 °F]
Als de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler bij de onderste boilersensor
wordt overschreden, schakelt de regelaar de zonnepomp uit. Het verder laden van de
boiler wordt voorkomen om de kans op verbrandingen en schade aan de installatie
te verkleinen. Een hysterese van 2 K [4 °Ra] is vastgelegd voor de maximumtempe-
ratuur van de boiler. Bij overschreden maximumtemperatuur van de boiler wordt
het symbool ☼ op het display weergegeven.
Aanwijzing:
Als de collectorkoeling of de systeemkoeling is geactiveerd, kan de inge-
stelde maximumtemperatuur van de boiler worden overschreden. Om
schade aan de installatie te voorkomen, is de regelaar voorzien van een
interne nooduitschakeling van de boiler die het systeem deactiveert, zodra
de boiler een temperatuur van 95 °C [200 °F] bereikt.