Automatische klimaatinstelling
F
De automatische klimaatinstelling
instellen
Stel de temperatuur in op het gewenste
niveau en activeer vervolgens de
automatische klimaatinstelling door op
de wisselknop in het centrale display te
drukken of door op de AUTO-knop in de
middenconsole te drukken, zie pag. 173.
– Het indicatielampje onder de wissel-
knop gaat branden.
– Het snelheidsniveau van de klimaat-
ventilator, alsmede de aanduidingen
van de luchtverdeling in hun displays
worden gedimd.
Het klimaatsysteem past nu de
snelheid, verdeling en hoeveelheid
koude lucht in de cabine aan om de
gewenste temperatuur te handhaven.
De klimaatinstelling op Uit zetten
Stel de stand van de klimaatventi-
lator in op 'UIT' via het centrale dis-
play of met de bedieningsring rond de
AUTO-knop in de middenconsole, zie
pag. 173.
– 'UIT" verschijnt op het ventilator-
snelheidsdisplay.
– Het temperatuurniveau in het tempe-
ratuurdisplay wordt gedimd.
– De luchtstroomverdeling wordt uit-
geschakeld.
Om de klimaatinstelling opnieuw te
activeren:
– Tik op de knop "+" in het display van
de temperatuurregeling.
– Verhoog de snelheid van de klimaat-
ventilator via het centrale display of
met de bedieningsring rond de AU-
TO-knop in de middenconsole.
KLIMAATBEHEERSING
Luchtrecirculatie
G
De luchtrecirculatie instellen
Druk op de wisselknop in het centrale
display of druk op de recirculatieknop
in de middenconsole, zie pag. 173.
– Het indicatielampje onder de wissel-
knop gaat branden.
– De binnenlucht wordt gerecirculeerd
in het voertuig.
– Druk nogmaals op de wisselknop om
de functie uit te schakelen.
179