alarm ingeschakeld. Wanneer u het
voertuig ontgrendelt, dan knipperen de
waarschuwingsknipperlichten niet.
LET OP: Laat de sleutelhanger
niet in de bagageruimte liggen als
u de achterklep sluit als de rest
van het voertuig vergrendeld en
het alarm ingeschakeld is. Als u
de achterklep van het voertuig
dan sluit, dan vergrendelt u het
voertuig volledig. U hebt dan de
andere sleutelhanger nodig om het
voertuig te ontgrendelen.
Ontgrendelen
Druk op de knop
sleutelhanger.
– Beide deuren* en de tankklep wor-
den ontgrendeld.
– De vergrendelings-/alarmindicator
op het dashboard stopt met knippe-
ren**.
– Het alarm wordt uitgeschakeld en de
startonderbreker van motor wordt
uitgeschakeld.
– Het binnenlicht gaat branden (indien
ingesteld op de stand "Courtesy"),
zie pag. 149.
* Afhankelijk van de gekozen
vergrendelingsoptie, zie pag. 59.
**Tenzij er een poging tot diefstal
wordt gedetecteerd, zie pag. 56.
SLEUTELS, SLOTEN & ALARM
op de
Een deur van buitenaf openen
Als het voertuig ontgrendeld is:
– Druk op de voorkant van de deur-
greep.
– De achterkant van de deurgreep
draait naar buiten.
– Trek aan de achterkant van de deur-
greep om de deur te openen.
Automatisch opnieuw vergrendelen
Het voertuig wordt automatisch
opnieuw vergrendeld en het alarm
wordt opnieuw ingeschakeld als u
een deur of achterklep niet binnen
2 minuten na het ontgrendelen opent.
Dit zorgt ervoor dat het voertuig niet
onbedoeld ontgrendeld blijft.
47