Inhoudsopgave
Advertenties
De motor starten
– Zorg ervoor dat u de sleutelhanger
bij u hebt.
– Handgeschakelde voertuigen:
Controleer of de transmissie
in neutraal staat en trap het
koppelings- of rempedaal in, zie
pag. 185 en 185.
– Voertuigen met automaat: Selecteer
P - Park of N - Neutral en oefen
lichte druk uit op het rempedaal, zie
pag. 186 en 192.
– Til de achterkant van het klepje van
de knop START/STOP ENGINE op.
– Druk op START/STOP ENGINE en laat
deze los. De autostartfunctie bedient
de startmotor tot het voertuig start.
WAARSCHUWING: Stel de
bestuurdersstoel, het stuurwiel en
de buitenspiegels correct af om de
auto onder controle te houden.
WAARSCHUWING: Stel zo nodig
de bestuurdersstoel zodanig af
dat u het rempedaal volledig kunt
intrappen.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor
dat u en alle passagiers in het
voertuig hun veiligheidsgordel
omdoen voordat u gaat rijden.
WAARSCHUWING: Haal de
sleutelhanger nooit uit de auto
en druk nooit op de START/STOP
ENGINE als de auto in beweging is.
Dit kan de motor stoppen en een
ongeluk veroorzaken.
LET OP: Geef bij een koude motor
onmiddellijk na het starten nog
geen gas. De olie smeert mogelijk
niet alle motoronderdelen en kan
motorschade veroorzaken.
STARTEN EN RIJDEN
Noodstart
Er verschijnt een bericht op het
bestuurdersdisplay als de batterij van
de sleutelhanger bijna leeg is en deze
niet kan worden gedetecteerd.
Sleutel niet in auto
Als deze melding verschijnt en de mo-
tor slaat niet aan:
– Plaats de sleutelhanger in de
uitsparing aan de achterzijde van het
opbergvak in de armsteun van de
middenconsole.
– Druk op de startknop.
– Het alarm wordt gedempt en is uitge-
schakeld.
183
Advertenties
Inhoudsopgave
