SLEUTELS, SLOTEN & ALARM
Alarm
Het alarm gaat af als:
– Een deur of de achterklep wordt ge-
opend.
– Er beweging wordt gedetecteerd in
de cabine (indien uitgerust met een
bewegingsdetector*)
– Het voertuig wordt opgetild of weg-
gesleept (indien uitgerust met een
kanteldetector*)
– De kabels van de startaccu zijn los-
gekoppeld.
– De sirene is uitgeschakeld.
* Indien aanwezig.
Alarmsignalen
Wanneer het alarm is geactiveerd:
– De alarmsirene klinkt gedurende
30 seconden of totdat het alarm
wordt uitgeschakeld.
– De alarmknipperlichten knipperen
gedurende 5 minuten of totdat het
alarm wordt uitgeschakeld.
– Als de oorzaak van het alarm niet
wordt verholpen, dan wordt deze
alarmcyclus maximaal 10 keer her-
haald.
56
Startonderbreker
De startonderbreker voorkomt dat on-
bevoegden het voertuig kunnen star-
ten. Het voertuig kan alleen gestart
worden met de juiste sleutelhanger.
Op het bestuurdersdisplay verschijnt
een waarschuwingssymbool en een
melding als bij het starten van de
motor een onjuiste of geen sleutel
wordt gedetecteerd.
Autosleutel niet gevonden
Vergrendelings-/alarmindicator
De knipperfrequentie van de led op
het dashboard geeft de status van het
alarmsysteem aan.
Knippersnelheid Alarmstatus
Niet knipperen: Niet ingeschakeld.
Elke 2 seconden: Ingeschakeld.
Snel na
Het alarm is
uitschakeling:
geactiveerd, de
led knippert snel
gedurende maximaal
30 seconden of
totdat contactstand
I is geactiveerd, zie
pag. 182.