Voor en achterpanelen
[DEPTH] knop
Past de diepte van het DRIVE/WS (Wave Shape) effect
aan.
[DRIVE/WS – HPF GATE] knop
DRIVE/WS: selecteert welke functie op het timbre zal
worden toegepast. De LED van de geselecteerde functie
zal oplichten.
HPF GATE: bij het bewerken van vocoder instellingen,
specificeert dit of de High Pass Frequentie poort in of
uitgeschakeld is (aan of uit).
13. V.PATCH (VIRTUAL PATCH)
[SELECT] knop
Selecteert de patch die u gaat bewerken. De LED van de
geselecteerde patch zal oplichten.
[SOURCE – FC MOD SRC] knop
SOURCE: selecteert de modulatiebron.
FC MOD SRC (Filter Cutoff Modulatie Bron) : als u vo-
coder instellingen bewerkt, selecteert deze sectie de mo-
dulatiebron die op de cutoff frequentie van het synthese
filter zal worden toegepast.
[DESTINATION] knop
Selecteert de moduleerbare parameter waarop de gese-
lecteerde virtuele patch zal worden toegepast.
[INTENSITY] knop
Past de hoeveelheid modulatie aan, die door de op dat
moment geselecteerde virtuele patch zal worden toege-
past.
14. LFO1/LFO2
[SELECT] knop
Selecteert de LFO golfvorm. De LED van de geselecteer-
de golfvorm zal oplichten.
[FREQ] knop
Specificeert de LFO snelheid. De [SELECT] knop zal
knipperen in de maat van de gespecificeerde snelheid.
15. BEELDSCHERM & KNOP
ORIGINELE WAARDE LED
Als u aan een knop draait of op een knop drukt, zal deze
LED oplichten wanneer de instellingen overeenkomen
met de waarde die in het programma is opgeslagen.
Beeldscherm
In de Program Play mode toont dit scherm de program-
ma namen en programma nummers.
In de Drum Play mode toont dit scherm de drum kit
nummers en drum kit namen.
In de overige modes worden de parameters die bewerkt
worden in dit scherm getoond.
[PROGRAM/VALUE] draaiknop
In de Program Play mode worden programma's geselec-
teerd door aan deze knop te draaien. In de Drum Play
mode worden hiermee drum kits geselecteerd. In de
12
overige modes wordt door het draaien aan deze knop de
waarde van de parameter, die met de cursor is geselec-
teerd, gewijzigd.
[WRITE] knop
Gebruik deze knop om uw bewerkte instellingen op te
slaan. Als u op deze knop drukt, heeft u de mogelijkheid
om op te slaan of om niet op te slaan. Ook kunt u selec-
teren waar de data zal worden opgeslagen.
[COMPARE] knop
Zet de waardes, die met de knoppen zijn gewijzigd, te-
rug naar de waardes die in het programma zijn opgesla-
gen. Gebruik dit als u het bewerkte geluid met het
geluid dat in het programma is opgeslagen wilt vergelij-
ken.
PAGE [+] [-] knoppen
Gebruik deze om van pagina of tab pagina te verande-
ren.
CURSOR [π/√] [†/®]
Gebruik deze om de parameter die u wilt bewerken te
selecteren.
In deze handleiding wordt de term 'cursor' ge-
bruikt wanneer verwezen wordt naar zowel de
[π/√] knoppen als de [†/®] knoppen. Wan-
neer ofwel de [π/√] of [†/®] wordt bedoeld,
zullen we verwijzen naar de 'cursor [π/√] knop'
of 'cursor [†/®] knop'.
[PROGRAM] knop
Druk op deze knop om naar de Program Play mode te
gaan.
[DRUM] knop
Druk op deze knop om naar de Drum Play mode te
gaan.
[GLOBAL] knop
Druk op deze knop om naar de Global mode te gaan.
[EDIT/YES] knop
Als u zich in één van de Play modes bevindt, kunt u op
deze knop drukken om naar de corresponderende Edit
mode te gaan. Deze knop wordt ook gebruikt om het
uitvoeren van functies als Copy of Write te voltooien.
In elke Edit mode kunt u een nootnummer of velocity
waarde specificeren (bijv: Program Edit mode P03-3:
TIMBRE – ZONE tab pagina 'Bottom'of 'Top') door
deze knop ingedrukt te houden en een noot op het toet-
senbord in te drukken.
[EXIT/NO] knop
Druk op deze knop om van een Edit mode naar de cor-
responderende Play mode terug te keren. Deze knop
wordt tevens gebruikt voor het annuleren van een func-
tie, zoals Copy of Write.
U kunt ieder timbre aan of uitzetten door deze
knop ingedrukt te houden en op een TIMBRE SE-
LECT [1]-[4] knop te drukken.