12.3.4
Afvoer voorzien
Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
OPMERKING
Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om
overtollig
water
rond
buitentemperaturen onder nul zal het afgevoerde water
van de buitenunit bevriezen. Als u geen maatregelen
neemt voor de afvoer van het water, kan het heel glad
worden rondom de unit.
13
Installatie van de leidingen
13.1
Koelmiddelleiding voorbereiden
13.1.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
WAARSCHUWING
De unit bevat kleine hoeveelheden R744-koelmiddel.
OPMERKING
Gebruik leidingen van vorige installaties NIET opnieuw.
OPMERKING
Vreemde materialen in leidingen zijn NIET toegestaan
(inclusief oliën voor fabricage).
OPMERKING
Voor
R744-koelmiddel
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon en droog te houden. Alle mogelijke voorzorgen
dienen genomen te worden opdat er nooit vreemde stoffen
(inclusief minerale oliën of vochtigheid) in het systeem
kunnen komen en zich vermengen met het koelmiddel.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel en olie. Gebruik koper-
ijzerlegering
K65
(of
hogedruktoepassingen met een werkdruk van 90 barg aan
de kant van de koeling.
OPMERKING
Gebruik NOOIT standaard slangen en manometers.
Gebruik ALLEEN apparatuur die ontworpen is voor gebruik
met R744.
OPMERKING
Als de afsluiters voor de lokale leidingen moeten kunnen
worden
gesloten,
drukveiligheidsklep op de vloeistofleiding tussen de
buitenunit en de binnenunits voor koeling voorzien.
13.1.2
Materiaal koelmiddelleidingen
Leidingmateriaal
K65 en gelijkwaardige leiding, maximale systeemwerkdruk in lokale
leiding is 90 barg.
LREN8~12A + LRNUN5A
CO₂ ZEAS buitenunit en capacity up unit
4P704141-1F – 2024.12
de
unit
af
te
voeren.
moeten
strikte
gelijkwaardige)
leidingen
voor
MOET
de
installateur
een
13 Installatie van de leidingen
Hardingsgraad en dikte leidingen
Buitendia
meter (Ø)
Vloeistofl
15,9 mm
eiding
(5/8")
Gasleidin
22,2 mm
Bij
g
(7/8")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de
unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
13.1.3
Lengte koelmiddelleiding en
hoogteverschil
Vereisten en limieten
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de
volgende vereisten. Voor een voorbeeld, zie
selecteren" [ 4 24].
Vereiste
Maximum leidinglengte
Voorbeelden:
▪ A+B+C+D+(E of F)
(a)
▪ a+b+c+d+(e of f)
≤Limiet
Leidinglengte tussen LREN* en
LRNUN5*
Maximale lengte aftakleiding
▪ Voorbeeld koelingzijde:
(a)
▪ C+D+(E of F)
(a)
▪ c+d+(e of f)
▪ C+G
▪ c+g
▪ J
▪ j
Maximale totale equivalente
leidinglengte
Voorbeeld:
A+B+C+D+E+F+G+J≤Limiet
Maximaal
Buitenunit
hoogteverschil
hoger dan
tussen
binnenunit
buitenunit en
Voorbeeld:
(b)
binnenunit
H3≤Limiet
Buitenunit lager
binnenunit
Voorbeeld:
H3≤Limiet
Maximaal hoogteverschil
tussen koelblazer en
koelvitrine
▪ Voorbeeld: H2≤Limiet
(a)
Langste
(b)
Voor beperkingen voor lage belasting, zie 'Beperkingen voor
koeling' in de uitgebreide handleiding voor de installateur en de
gebruiker.
(c)
U moet mogelijk een olieafscheider installeren. Zie
"Olieafscheider
(a)
Hardings
Dikte (t)
Ontwerpdr
graad
uk
R300
1,05 mm
120 barg
R300
1,50 mm
120 barg
"13.1.4 Leidingmaat
Limiet
LREN*
Lage temperatuur: 100 m
(a)
≤Limiet
Middelmatige temperatuur:
130 m
Niet gespecificeerd, maar de
leiding moet horizontaal zijn
50 m
Lage temperatuur: 150 m
Middelmatige temperatuur:
180 m
(c)
35 m
10 m
5 m
installeren" [ 4 24].
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
Ø
t
LREN* +
LRNUN5*
(b)
(b)
23