Installateur programmering
Sneltoetsen
Parameter
FLITSER? Y
11. Gebruik de
schakelen tussen Y Ja en N Nee. Indien ja, knippert de sirene om de
ingeschakelde status aan te geven.
12. Herhaal de bovenstaande stappen voor andere sirenes indien
nodig.
Buszones
Er kunnen maximaal 32 adresseerbare busdetectoren aan de LightSYS
worden toegewezen. Busdetectoren kunnen worden bedraad naar de
hoofdbus of naar een buszone uitbreiding (BZE).
Zie voor de complete installatie-instructies de instructies die bij iedere
busdetector zijn meegeleverd.
Een buszone detector specificeren en configureren
1.
Via de menuselectie verschijnt de volgende tekst:
BUSZONE:
(0:01)TYPE=GEEN
Opmerking:
De weergave "(x:yy) Type: None (geen)" staat voor de locatie van
de busdetector in het systeem. Bij de vermelding 0:yy geeft de '0'
aan dat de busdetector zich op het moederbord bevindt en niet is
toegewezen aan een buszone uitbreiding. De letters yy staan voor
het ID-nummer van de busdetector (tot maximaal 32) zoals
ingesteld door de dipswitches van de detector.
2.
Gebruik de
toetsen om de cursor te plaatsen op het ID-veld en het ID-
nummer van de buszone die wenst toe te wijzen of te verwijderen.
Zorg ervoor dat het fysieke ID-nummer van de detector identiek is
aan het ID-nummer dat u kiest tijdens het programmeren.
3.
Met behulp van de pijltjestoetsen beweegt u naar het typeveld.
Gebruik de
schakelen en het detectortype te kiezen.
OPR12: WatchOUT PIR
ODT15: WatchOUT DT
WatIN: WatchIN
ILun3: Industriële Lunar klasse 3
Standaard
,
,
(01)
,
,
Pagina 189
,
toets om heen en weer te
of
,
toets om heen en weer te
Bereik