Meestal zijn hier relatief kleine mixwaarden, die onder de 10%
liggen voldoende, maar ze kunnen per model verschillen.
Bij het toepassen van de curvenmixers kunnen de mixver-
van het richtingsroer worden aangepast. Ook daarvoor kan
zou zijn.
Verticaal omhoog en omlaag vliegen
Sommige modellen hebben de neiging om in verticale pas-
sages van de ideale lijn af te wijken.
Daarvoor is een middenpositie van het hoogteroer nodig, die
afhangt van de positie van de gasstuurknuppel.
Vangt het model bv. zich in een verticale daling bij een
gedrosselde motor vanzelf af, dan moet er bij deze gaspositie
wat "down"-hoogteroer bij gemixt worden.
Voor dit doel programmeert u een vrije mixer "K1 HO".
De bijbehorende mixwaarden liggen in de regel onder
de 5% en moeten ook tijdens het vliegen worden bepaald.
Wegdraaien om de lengte-as bij stationair
Wordt het gas teruggenomen, dan draait het model misschien
bij stationairloop om de lengte-as weg. Met het rolroer moet
dan tegengestuurd worden. Eleganter is het echter, om dit
e ect met een vrije mixer "K1 RO" te
corrigeren.
De instellingen zijn hier meestal heel klein (ca. 3%) en moeten
bij rustig weer worden uitgeprobeerd. Vaak is het voldoende,
om de mixer slechts halfzijdig tussen half gas en stationair toe
te passen. Programmeer dus de mixer eventueel asymmetrisch.
Wegdraaien bij uitgedraaide rolroeren/landingskleppen
Wanneer men voor de landing de rolroeren naar
boven draait, ontstaat er vaak door de verschillende
uitslagen van de rolroerservo's of door bouw-on-
nauwkeurigheden een wegdraaien om de lengte-as.
Het model laat dus vanzelf de linker of rechter
vleugel hangen. Ook dit kan makkelijk door een
mixer "K1RO", afhankelijk van de positie van de
rolroer-/landingskleppen worden gecompenseerd.
De mixer moet via dezelfde schakelaar als voor de
rolroeren-/landingskleppen aan- en uitgezet kunnen
worden (zie voorgaande bladzijde). Hij werkt dus
alleen bij een geactiveerde rolroer-/landingskleppen
functie. De bijbehorende waarde moet tijdens het
vliegen worden bepaald.
Tenslotte nog een opmerking over de ....
"FAIL-SAFE-instelling"
Benut de veiligheidswinst van deze optie, door voor
een Fail-Safe-geval minimaal de motordrossel-
positie bij verbrandingsmotor-modellen op
stationair resp. de motorfunctie bij elektrische
modellen op stop te programmeren. Het model kan
er zo in het geval van een storing niet zo makkelijk
vandoor gaan en zaken beschadigen of zelfs per-
sonen verwonden. Wanneer u bovendien de Fail-
Safe-positie van de roeren dusdanig programmeert,
dat in het geval van storing het model licht dalende
ronden gaat vliegen heeft u een goede kans dat het
model ook bij een langer durende storing zelfstan-
dig relatief zacht landt. Ook heeft u zo voldoende
tijd om de verbinding weer te herstellen, wanneer
de complete 2,4-GHz-frequentieband tijdelijk
helemaal gestoord zou zijn.
Bij uitlevering van de ontvanger behouden de
servo's echter in het geval van een Fail-Safe-situatie
hun laatste geldige positie ("hold").
Zoals op bladzijde 196 beschreven is, kunt u echter voor
elke individuele servo-uitgang van uw ontvanger naar
eigen inzicht een "Fail-Safe-positie" programmeren
(Fail-Safe-modus).
Samenvatting
De op deze bladzijde beschreven instellingen zijn met
name voor de "expert" bedoeld, die over een volkomen
neutraal, precies vliegend F3A-kunstvluchtmodel wil
beschikken.
We mogen niet verzwijgen, dat daarvoor heel veel tijd,
moeite, gevoel en know-how nodig is. Experten
programmeren zelfs nog tijdens het vliegen. Dit is niet
aan te raden voor een gevorderde beginner, die zich aan
een F3A-model waagt. Hij kan beter zich aan een ervaren
piloot wenden en met hem stap voor stap de
beschreven instellingen doornemen, tot zijn model het
gewenste neutrale vlieggedrag heeft. Dan kan hij be-
ginnen om zich met een probleemloos vliegend model
te wijden aan de nog steeds niet eenvoudige kunst-
vlucht guren.
279