Positie van de o ntvange rantenne.
De ontvanger en de antenne moeten zover moge-
lijk van welke aandrijving dan ook worden aange-
bracht. Bij rompen van koolstof moeten de uit-
einde van de antenne in ieder geval zich buiten de
romp bevinden. De uitrichting van de antenne is
onkritisch. voordelig is echter een verticale (staan-
de) montage van de ontvangerantenne(s) in het
model. Bij Diversity-antennes (twee antennes)
moet de tweede antenne in een van 90
zichte van de eerste antenne staan.
Inbouw van de servo's.
Servo's altijd met de bijgevoegde trillingsdempen-
de rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te
harde trillingen enigemate beschermd.
Inbouwen van de stuurstangen.
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden dat
de stuurstangen vrij licht lopen. Bijzonder belang-
rijk is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen
kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd
worden. Om een draaiende motor ten alle tijden te
kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó
hebben ingesteld, dat de carburateuropening
helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknup-
pel en trimhevel in de stationaire positie worden
gebracht. Let er op, dat er geen metalen delen b.v.
door het uitslaan van de roeren, trillingen, draaien-
de delen enz. tegen elkaar schuren. Hierdoor ont-
staan zogenaamde knakimpulsen, die de ont-
vanger storen.
Uitrichten zenderantenne.
In het verlengde van de zender antenne is de veld-
sterkte slechs gering. Het is daarom verkeerd, met
de antenne van de zender op het model te 'rich-
ten' , om de ontvangstsituatie te verbeteren. Bij
gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naast
gelegen kanalen moeten de bestuurders in een los
groepje bij elkaar staan. Bestuurders, die zich niet
aan deze regel houden, brengen zowel hun eigen
modellen als die van anderen in gevaar. Wanneer
2 of meer piloten met een 2.4 GHz radiobesturing
dichter dan 5 m bij elkaar staan kan dit echter
leiden tot een oversturen op het terugkoppel-
ten op-
0
kanaal rn een waarschuwingsmelding m.b.t. de
reikwijdte. vergroot de afstand, totdat de waar-
schuwing uitgaat.
Controle voor de sta rt.
voordat u de ontvanger inschakelt moet u er
zeker van zijn dat de gasknuppel van de zender op
stop/stationair staat. Altijd eerst de zender aan
zetten, dan pas de o ntvange r. Altijd eerst de
ontvanger uit zette, dan pas de zende r. Wanneer
deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de
ontvanger aanstaat en de bijbehorende zender
nog op "UIT", dan kan de ontvanger door andere
zenders, storingen enz. signalen oppikken. Het
model voert ongecontroleerde stuurbewegingen
uit en kan schade aan personen of goederen ver-
oorzaken. Met name voor modellen met
mechanische giro geldt: voordat u de ontvanger
uitzet, door onderbreken van de energievoor-
ziening er voor zorgen dat de motor niet onbe-
doeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveelspanning
op, dat de ontvanger in de veronderstelling is
geldige gassignalen te krijgen. Daardoor kan de
motor per ongelijk gaan draaien!
Reikwijdtetest.
Vóór ieder gebruik correcte functie en rijkwijdte
controleren. Maak het model voldoende vast en let
-
er op, dat er zich geen personen direct voor het
model bevinden. Voer op de grond een complete
functietest en een simulatie van de vlucht uit, om
fouten in het systeem of de programmering van het
model uit te sluiten. Let ook op de aanwijzingen op
blz 71 resp. 77. gebruik bij het vliegen of varen de
zender nooit zonder antenne. Let er op dat de
antenne stevig vast zit.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automodellen.
Vlieg nooit over toeschouwers of andere piloten
heen. breng nooit dieren, toeschouwers of andere
bestuurders in gevaar. Gebruik uw model nooit in
de buurt van hoogspanningsleidingen of in de
buurt van sluizen en openbare scheepsvaart.
Gebruik uw model niet op openbare straten, wegen
en pleinen etc.
Controle zender- en ontvangeraccu.
Wanneer de batterijaanduiding op de zender een
leger wordende accu aangeeft en de aanduiding
"accu moet geladen worden" op de display ver-
schijnt en een akoestisch signaal klinkt, stoppen met
zenden en accu's opladen. Controleert u regelmatig
de toestand van met name de ontvangeraccu. Wacht
u niet tot de beweggingen van de servo's merkbaar
langzamer zijn geworden! Vervang opgebruikte
accu's op tijd. Let steeds op de aanwijzingen van de
accufabrikant en houd u zich nauwkeurig aan de
laadtijden. accu's nooit zonder toezicht opladen.
Probeer droge batterijen op te laden(explosiegevaar).
Alle accu's moeten voor ieder gebruik worden opge-
laden. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de
bananenstekker van de laadkabels op de juiste
manier aan het laadaperaat aansluiten.
5