6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg
tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen
een afstand van ca. 50 m op een moment een onder-
breking van de verbinding constateert moet u
proberen om deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te
testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen
perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de a oop van de reikwijdtetest
met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de
stuurcommando's reageren zodra de reikwijdtetest is
afgelopen. Wanneer dit niet voor 100% het geval is
moet u het systeem niet gebruiken en contact
opnemen met de servicedienst van
Graupner GmbH & Co. KG.
10. Voer de reikwijdtetest voor elke vlucht uit en
simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het
vliegen kunnen voorkomen. De reikwijdte moet
daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen,
om een veilig vliegen te garanderen.
Let op:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest
op de zender starten!
DSC-uitgang
Wissel eventueel met de pijltoetsen van de linker of
rechter touch-toets naar de regel "DSC-uitgang" en
activeer door een kort aantippen van de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets het waardenvenster:
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen tussen de drie
modulatiesoorten "PPM10", "PPM18" en "PPM24" kiezen.
Door opnieuw de centrale SET-toets van de rechter
touch-toets aan te tippen sluit u dit menu weer.
78
BASISINST. MODEL
kanaaltoew.
E12
HF-module
Test reikw.
DCS-uitgang
PPM10
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het
maximaal aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus
is aangesloten en zo voor een vliegsimulator of bij
een leraar-leerlingsysteem kan worden gebruikt.
Bij de keuze van "PPM10" zijn dit de kanalen 1 ... 5;
bij "PPM18" de kanalen 1 ... 9 en bij "PPM24" de
stuurkanalen 1 ... 12.
Autorotatie
Onder autorotatie verstaat men een vliegfase,
waarbij de hoofdrotorbladen in het begin dusdanig
worden versteld, dat de bij de daling door de rotor
stromende lucht deze op een hoog toerental houdt,
volgens het principe van een windmolen. De
hierbij opgeslagen energie moet bij het afvangen
van deze daalvlucht door een bijbehorende
bladverstelling worden omgezet in "reddende" lift.
Door de autorotatie is een echte, maar ook een
modelhelikopter in staat, om zonder aandrijving,
b.v. na het uitvallen van de motor, veilig te landen.
Voorwaarde is echter een geoefende en met zijn
machine vertrouwde piloot. Snelle reacties en een
goed inschattingsvermogen zijn nodig, omdat de
aanwezige draai-energie van de rotor maar
eenmaal voor het afvangen ter beschikking staat.
Bij het toepassen op wedstrijden moet de motor bij de
autorotatie uitgezet zijn! Voor het trainen is het echter van
voordeel, om de motor bij de autorotatie stationair te laten
E08
doorlopen. Met de autorotatie-schakelaar wordt
UIT
omgeschakeld naar de autorotatie-vliegfase, waarin de
99sec
aansturingen voor "gas" en "pitch" losgekoppeld zijn, en alle
mixers die betrekking hebben op de gasservo, afgeschakeld
SEL
worden. De bijbehorende parameters worden in het menu
"Helikoptermix" (zie bladzijde 178) ingesteld, zie ook
hieronder bij "Functiewijze autorot K1 pos.".
De naam "autorotatie" is voor de fase 1 vast toegewezen en
wordt in het basisdisplay en in alle vliegfasenafhankelijke
menu's getoond. Deze naam kan NIET worden gewijzigd.
U kunt alleen rechts op het display, zoals beschreven op
bladzijde 52, een schakelaar toewijzen. Deze schakelaar
heeft absolute voorrang op alle verdere
vliegfasen-schakelaars:
C1
Cur ve o
Input
Output
Point ?
Nor mal
Meer over de programmering van vliegfasen vindt u vanaf
bladzijde 164, in het onderdeel "Helikoptermix"
Auto. K1-pos.
De autorotatie-vliegfase kan ook alternatief door een
schakelpunt van de gas-/pitchstuurknuppel K1 geactiveerd
worden. Wissel daarvoor eventueel met de pijltoetsen
van de linker of rechter touch-toets naar de regel
"Autom.K1-pos.".
Thr
0%
0%
–100%
(autorotatie K1-positie)