verschillende redenen voordoen, waaronder
het aanbrengen van vervangende of
alternatieve banden of wielen op de auto
die het TPMS niet goed laten functioneren.
Controleer altijd de TPMS-storingsindicator
nadat u een of meer banden of wielen van
uw voertuig hebt vervangen, zodat u zeker
weet dat ook met de nieuwe of alternatieve
banden en wielen het TPMS naar behoren
werkt.
NOTE: Het TPMS kan beschadigd
zijn als er een band is gerepareerd
met bandenafdichtmiddel en er
een lage bandenspanning wordt
gedetecteerd. Neem contact op
met een Lucid-servicecentrum om
het probleem zo snel mogelijk te
laten verhelpen.
Correctie van de bandenspanning
Het controlelampje voor de
bandenspanning gaat niet automatisch uit
wanneer de bandenspanning voor alle vier
de banden wordt aangepast.
Nadat de banden tot de juiste spanning
zijn opgepompt, rijdt u met een snelheid
van ten minste 30 km/h (18 mph)
om het bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) in te schakelen en
het waarschuwingslampje voor lage
bandenspanning uit te schakelen.
Banden verwisselen
Laat uw banden altijd onderhouden
of vervangen door een gekwalificeerde
monteur.
Zorg ervoor dat de hiel van de band en de
sensor niet in contact komen tijdens het
verwijderen en terugplaatsen van de band,
anders kan de sensor beschadigd raken
en/of onbruikbaar worden.
Vervangen van een
bandenspanningssensor
Als u regelmatig waarschuwingen ontvangt
over lage bandenspanning ook al is de
bandenspanning juist, neem dan contact
op met het Lucid-servicecentrum om
te bepalen of de bandenspanningssensor
moet worden vervangen.
Banden en wielen
NOTE: Een
bandenspanningssensor werkt
mogelijk niet als de
vervanging door een niet-Lucid-
servicecentrum is uitgevoerd,
totdat deze door Lucid voor de auto
is geprogrammeerd.
223