Geef op of u grijs-data wilt omzetten naar CMYK-data (cyan, magenta, yellow en black) met behulp van het
grijswaardenprofiel van het apparaat. Raadpleeg
beschrijving van de instelling.
<Uitvoerprofiel>
Selecteer het juiste profiel voor afdrukdata. U kunt deze optie opgeven voor ieder afbeeldingstype in een
document. Raadpleeg
<Uitvoerprofiel>(P. 547) voor de beschrijving van de instelling.
<Afstemmethode>
Selecteer het element dat prioriteit krijgt bij kleuraanpassing in <RGB-bronprofiel>. Raadpleeg
<Afstemmethode>(P. 548) voor de beschrijving van de instelling.
<Samengestelde overdruk>
Opgeven of CMYK-data kan worden overdrukt, met opgegeven overdruk, als composiet-uitvoer. Raadpleeg
<Samengestelde overdruk>(P. 550) voor de beschrijving van de instelling.
<Grijswaardeconversie>
Geef de manier op om kleurgegevens in zwart-wit af te drukken. Raadpleeg
*1(P. 551) voor de beschrijving van de instelling.
<Afdrukkwaliteit>
<Densiteit>
Stel de voor het afdrukken gebruikte tonerdichtheid in. Raadpleeg
beschrijving van de instelling.
<Tonerbesparing>
Als u <Aan> selecteert, vindt het afdrukken plaats in de spaarstand. Selecteer <Aan> als u de layout of
andere prestatiekenmerken wilt controleren voordat u verder gaat met het definitief afdrukken van een
grote afdruktaak. Raadpleeg
<Gradatie>
Geef de verwerkingsmethode op voor het reproduceren van gradaties. <Hoog 2> levert een fijnere
gradatie op dan <Hoog 1>. Raadpleeg
<Resolutie>
Geef de resolutie op voor het verwerken van afdrukgegevens. Raadpleeg
beschrijving van de instelling.
<Speciale gladmaakmodus>
Geef de modus op om gegevens af te drukken met een vloeiende afwerking. Als u niet tevreden bent over
de afdrukresultaten van <Modus 1> (de standaardinstelling), probeert u een andere modus. Raadpleeg
<Speciale gladmaakmodus>(P. 516) voor de beschrijving van de instelling.
<Tonervolumecorrectie>
Als het tonervolume voor tekst of lijnen groter is dan de grenswaarde van het apparaat, maakt u een
correctie zodat het tonervolume de grenswaarde niet overschrijdt. Raadpleeg
<Tonervolumecorrectie>(P. 517) voor de beschrijving van de instelling.
<Lijnverwerking>
Geef de verwerkingsmethode op voor het reproduceren van lijnen. Raadpleeg
<Lijnverwerking>(P. 518) voor de beschrijving van de instelling.
<Breedteaanpassing>
Configureer een instelling voor het vet afdrukken van tekst of dunne lijnen. Raadpleeg
<Breedteaanpassing>(P. 518) voor de beschrijving van de instelling.
<Geavanceerd gladmaken>
Configureer de vloei-instellingen voor het afdrukken van afbeeldingen (zoals illustraties die met
toepassingen zijn gemaakt) of tekst met een vloeiende afwerking. Selecteer <Niveau 2> om een krachtiger
effect toe te passen dan met <Niveau 1>. U kunt deze instelling afzonderlijk opgeven voor tekst en
afbeeldingen. Raadpleeg
<Vloeiender gradaties>
Configureer de vloei-instellingen voor het afdrukken van de gradatie (kleurendensiteit) van afbeeldingen
(zoals illustraties die met toepassingen zijn gemaakt) of bitmap-afbeeldingen met een vloeiende
afwerking. Selecteer <Niveau 2> om een krachtiger effect toe te passen dan met <Niveau 1>. U kunt deze
instelling afzonderlijk opgeven voor afbeeldingen en foto's. Raadpleeg
voor de beschrijving van de instelling.
Afdrukken
<Grijswaardenprofiel gebruiken>(P. 547) voor de
<Tonerbesparing>(P. 515) voor de beschrijving van de instelling.
<Gradatie>(P. 516) voor de beschrijving van de instelling.
<Geavanceerd gladmaken>(P. 519) voor de beschrijving van de instelling.
287
<Grijswaardeconversie>
<Densiteit> *1(P. 515) voor de
<Resolutie>(P. 516) voor de
<Vloeiender gradaties>(P. 520)